ECLI:NL:GHAMS:2020:1053

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
23-001844-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling woningoverval met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor een gewelddadige woningoverval die plaatsvond op 25 juli 2017 in Oosterblokker, gemeente Drechterland. Tijdens deze overval heeft de verdachte, samen met een mededader, de bewoners van de woning, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], met geweld bedreigd en hen wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd. De verdachte heeft zich met bivakmutsen en een vuurwapen toegang tot de woning verschaft, de bewoners geslagen, hen vastgebonden en onder schot gehouden terwijl de woning werd doorzocht. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank bevestigd en een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd, evenals de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. De rechtbank had eerder ook al een gevangenisstraf van zes jaren opgelegd, en het hof heeft geen aanleiding gezien om hiervan af te wijken. De ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte zijn meegewogen in de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn integraal toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001844-18
datum uitspraak: 14 februari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 8 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-871582-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1978,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in PI Rijnmond, HvB De Schie, Rotterdam te Rotterdam.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juli 2017 te Oosterblokker, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (gedurende voor de nachtrust bestemde tijd), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit/nabij een woning en/of bijbehorende oprit gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen meerdere mobiele telefoons (Iphones) en/of een hoeveelheid geld en/of een personenauto (te weten een Audi A3 met kenteken [kenteken]) en/of meerdere ringen en/of een Rayban zonnebril en/of een doos met (opschrift) Ego lifestyle vaporizer en/of een of meer nog onbekend gebleven goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of diens mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (voornoemde) [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s)
- naar (voornoemde) woning is gegaan en/of (vervolgens) via een (losgeschroefd) raam de woning heeft/hebben betreden en/of
- met bivakmuts(en) op, althans gezichtsbedekkende kleding, en/of met een of meer wapen(s) de woning is/zijn binnengegaan en/of zich heeft/hebben begeven naar de eerste etage van de woning en/of
- ( vervolgens) op die [benadeelde 2] is/zijn afgestapt en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] heeft/hebben gericht, althans aan die [benadeelde 2] heeft/hebben getoond, welke [benadeelde 2] zich op dat moment, na wakker te zijn geworden, op de overloop bevond en/of
- die [benadeelde 2] de slaapkamer in heeft/hebben geduwd en/of gesleurd en/of
- die [benadeelde 1] (meermalen) op/tegen diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of op het bed heeft/hebben gegooid/geduwd en/of
- ( meermalen) (een) vuurwapen(s) aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben getoond en/of voornoemd (vuur)wapen op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geplaatst en/of met een (vuur)wapen die [benadeelde 1] onder schot heeft/hebben gehouden en/of
- ( op dreigende toon) tegen die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft/hebben gezegd dat ze de slaapkamer niet mochten verlaten, althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking, en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] met tape (om polsen en/of enkels) heeft/hebben vastgebonden en/of
- ( vervolgens) de woning heeft/hebben doorzocht, waarbij één verdachte bij die [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in de slaapkamer is achtergebleven welke die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] met een (vuur)wapen onder schot bleef houden en/of
- de ogen van die [benadeelde 1] heeft/hebben afgeplakt/afgedekt en/of
- ( waarna) die [benadeelde 1] opnieuw met tape is vastgebonden en/of
- aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben gevraagd waar de kluis is en/of zich de drugs/wiet bevond en/of waar het geld is en/of
- ( waarna) verdachte en/of diens mededader afwisselend in de slaapkamer bij die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] zijn gebleven en/of
- een (vuur)wapen op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben gedrukt (nadat deze [benadeelde 1] te kennen had gegeven te gaan schreeuwen) en/of
- die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in een andere houding heeft/hebben geplaatst en/of (vervolgens) die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (opnieuw) heeft/hebben vastgebonden met tape doch nu met de ruggen tegen elkaar en/of
- een mes aan die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft/hebben getoond en/of met een mes in de hand zich heeft/hebben bevonden nabij die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2].
2.
hij op of omstreeks 25 juli 2017 te Oosterblokker, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door wederrechtelijk een woning aan de [adres 2] te betreden en (vervolgens) de bewoners, te weten [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] - tegen hun wil in voornoemde woning (gedurende lange tijd) vast te houden en/of voortdurend in de gaten te houden en/of te bedreigen en/of te mishandelen en/of te beletten de slaapkamer alwaar zij zich in bevinden te verlaten en/of
- die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] meermalen vast te binden middels tape en/of
- terwijl een van de daders bij die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in de slaapkamer achter blijft, de woning van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te doorzoeken en/of die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] met(een (vuur)wapen, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, onder schot te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. Het hof zal evenals de rechtbank overeenkomstig de kennelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging steeds na het woord ‘(vuur)wapen’ de zinsnede ‘althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp’ lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 juli 2017 te Oosterblokker, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning en van de bijbehorende oprit gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen mobiele telefoons (iPhones), geld, een personenauto (Audi A3 met kenteken [kenteken]), ringen, een Rayban zonnebril en een Ego lifestyle vaporizer, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededader
- met bivakmutsen op en met een wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de woning zijn binnengegaan en zich hebben begeven naar de eerste etage van de woning en
- op [benadeelde 2] zijn afgestapt en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [benadeelde 2] hebben gericht, welke [benadeelde 2] zich op dat moment, na wakker te zijn geworden, op de overloop bevond en
- [benadeelde 2] de slaapkamer in hebben geduwd en
- [benadeelde 1] meermalen tegen diens hoofd hebben geslagen en op het bed hebben gegooid en
- een vuurwapen, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] hebben getoond en een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van [benadeelde 1] hebben geplaatst en met een vuurwapen, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, [benadeelde 1] onder schot hebben gehouden en
- [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met tape om polsen en enkels hebben vastgebonden en
- vervolgens de woning hebben doorzocht, waarbij één verdachte bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in de slaapkamer is achtergebleven en [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, onder schot bleef houden en
- de ogen van [benadeelde 1] hebben afgeplakt en
- [benadeelde 1] en [benadeelde 2] opnieuw hebben vastgebonden met tape doch nu met de ruggen tegen elkaar en
- een mes aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben getoond en met een mes in de hand zich hebben bevonden nabij [benadeelde 1] en [benadeelde 2].
2.
hij op 25 juli 2017 te Oosterblokker, gemeente Drechterland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [benadeelde 1] en [benadeelde 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door wederrechtelijk een woning aan de [adres 2] te betreden en vervolgens de bewoners, te weten [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
- tegen hun wil in de woning vast te houden, voortdurend in de gaten te houden, te bedreigen, te mishandelen en te beletten de slaapkamer alwaar zij zich in bevonden te verlaten en
- [benadeelde 1] en [benadeelde 2] meermalen vast te binden middels tape en
- [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met een vuurwapen, althans een op vuurwapen gelijkend voorwerp, onder schot te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval waarbij zij de bewoners geruime tijd wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd hebben gehouden. Zij hebben zich in de vroege ochtend – naar het zich laat aanzien enkel gedreven door financieel gewin – toegang tot de woning verschaft en daarmee de twee bewoners uit hun slaap gerukt. Vervolgens hebben zij deze bewoners de stuipen op het lijf gejaagd door hen met bivakmutsen tegemoet te lopen, één van hen te slaan en hen beiden in hun slaapkamer op bed vast te tapen. Terwijl de bewoners met een (nep)vuurwapen onder schot werden gehouden, hebben de verdachte en de mededader het huis doorzocht. Pas uren later, nadat de bewoners inmiddels opnieuw aan elkaar waren vastgebonden en tevens met een mes waren bedreigd, hebben de verdachte en zijn mededader de woning verlaten, waarbij zij een hoeveelheid goederen van flinke waarde hebben meegenomen. Door op deze brutale en angstaanjagende wijze te handelen, hebben de verdachte en zijn mededader grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de slachtoffers, op een plek waar zij zich bij uitstek veilig behoren te kunnen wanen. Dit moet voor hen een afschuwelijke ervaring zijn geweest. Bovendien zijn hierdoor niet alleen gevoelens van onrust bij de slachtoffers teweeg gebracht, maar schokt het de gehele maatschappij als dergelijke feiten plaatsvinden. Het hof rekent de verdachte dit ten zeerste aan.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat het door verdachte en zijn mededader toegepaste geweld maakt dat aansluiting moet worden gezocht bij een woningoverval ‘met ander geweld’ en niet bij ‘licht geweld’ of bedreiging daarmee. In dat geval wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren als passend beschouwd. Daarbij komt dat de verdachte de woningoverval in vereniging heeft gepleegd en dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 januari 2020 blijkt dat hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Dit weegt strafverzwarend. Voorts heeft het hof ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gelet hierop en de ernst van het feit in aanmerking genomen, ziet het hof geen aanleiding een kortere (deels voorwaardelijke) straf aan de verdachte op te leggen dan de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf. Dat de verdachte - overigens pas na het instellen van hoger beroep - enige openheid van zaken heeft gegeven over zijn daad omdat hij inmiddels een wending in zijn leven nastreeft en graag een goede vader voor zijn kinderen wil zijn, alsmede dat hij in de verstreken tijd aan zichzelf heeft gewerkt en niet meer in criminaliteit wenst te vervallen, mag een positieve ontwikkeling zijn, maar kan naar het oordeel van het hof niet in strafmatigende zin meewegen. De toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht geeft het hof daartoe evenmin aanleiding.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van de onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen, zoals vermeld op de door de officier van justitie overgelegde en aan dit arrest aangehechte ‘lijst van inbeslaggenomen voorwerpen’, gedateerd 20 april 2018. Zij zullen om die reden worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00, bestaande uit € 400,00 ter compensatie van materiële schade en € 2.100,00 ter compensatie van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering conform het vonnis, dus integraal, moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering niet gemotiveerd betwist.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schadevergoeding overweegt het hof dat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt het hof als volgt. Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen ter zake van immateriële schade door rechters is toegekend, net als de rechtbank naar billijkheid schatten op € 2100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij in het bijzonder is gelet op:
- de schrik die aangever is aangejaagd door hem in zijn eigen woning tijdens zijn slaap te overvallen;
- de omstandigheid dat aangever is geslagen alvorens hij zijn slaapkamer is ingeduwd;
- de omstandigheid dat hij en zijn partner enkele uren vastgebonden op bed en onder schot gehouden doodsangsten hebben moeten uitstaan;
- de omstandigheid dat hij en zijn partner vlak na de overval hun woning hebben moeten ontvluchten omdat zij zich daar niet veilig voelden.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.500,00 ter compensatie van immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, mondeling door haar gemachtigde, opnieuw gevoegd voor de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering conform het vonnis, dus integraal, moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft de vordering niet gemotiveerd betwist.
Het hof zal de omvang van deze schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, en gelet op de vergoeding die in vergelijkbare gevallen ter zake van immateriële schade door rechters is toegekend, net als de rechtbank naar billijkheid schatten op € 2500,00, waarbij in het bijzonder is gelet op:
- de schrik die aangeefster is aangejaagd door haar in haar eigen woning tijdens haar slaap te overvallen;
- de omstandigheid dat aangeefster en haar partner enkele uren vastgebonden op bed en onder schot gehouden doodsangsten hebben moeten uitstaan;
- de omstandigheid dat zij en haar partner vlak na de overval hun woning hebben moeten ontvluchten omdat zij zich daar niet veilig voelden;
- de omstandigheid dat bij haar – blijkens de terechtzitting in eerste aanleg – ten gevolge hiervan een posttraumatische stressstoornis is gediagnosticeerd met angstklachten en slapeloosheid tot gevolg;
- de omstandigheid dat zij ter terechtzitting in hoger beroep – ruim tweeënhalf jaar na de woningoverval – nog steeds hevig geëmotioneerd en aangedaan is.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK GSM-toestel, Samsung Note 2 (goednummer 820086)
- 1.00 STK Navigatieapparaat, TOMTOM XL (goednummer 820089)
- 1.00 STK Navigatieapparaat, TOMTOM LIVE (goednummer 820087).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit € 400,00 (vierhonderd euro) aan materiële schade en € 2.100,00 (tweeduizend honderd euro) aan immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro), bestaande uit € 400,00 (vierhonderd euro) aan materiële schade en € 2.100,00 (tweeduizend honderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 35 (vijfendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 25 juli 2017.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden toegepast op 35 (vijfendertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalings-verplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.W. Groenendijk, in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2020.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]