ECLI:NL:GHAMS:2020:1084

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
23-001994-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor valse bommelding op Schiphol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1997, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het doen van een valse bommelding op luchthaven Schiphol op 28 november 2018. De tenlastelegging betrof het doorgeven van gegevens met het oogmerk om anderen te doen geloven dat er een explosief aanwezig was. Tijdens de zitting op 6 maart 2020 heeft de advocaat-generaal een geldboete van € 500,00 geëist, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van € 250,00 en een proeftijd van 2 jaar.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte slechts een grap had gemaakt en dat dit voor de beveiligingsmedewerkers duidelijk was. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de beveiligingsmedewerkers in overweging genomen. De beveiligingsmedewerker verklaarde dat het duidelijk was dat de verdachte een grap maakte en dat zij dit ook aan de marechaussee had willen doorgeven. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor het oogmerk dat vereist is voor een veroordeling.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft geoordeeld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte met het oogmerk handelde om anderen te doen geloven dat er een bom aanwezig was.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001994-19
datum uitspraak: 20 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer
15-240776-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 maart 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 november 2018 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, gegevens heeft doorgegeven, met het oogmerk een ander ten onrechte te doen geloven dat op een al dan niet voor het publiek toegankelijke plaats een voorwerp aanwezig was, waardoor een ontploffing kon worden teweeggebracht, door meerdere malen op luchthaven Schiphol tegen security medewerkers te zeggen dat er een bom in zijn koffer zat.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Vrijspraak

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat het oogmerk van de verdachte er niet op gericht was geweest anderen te doen geloven dat een ontploffing teweeg kan worden gebracht, omdat de verdachte een grap heeft willen maken. De verdachte heeft verklaard dat hij een – achteraf bezien – domme grap heeft gemaakt maar dat het, ook voor de securitymedewerkers op Schiphol, duidelijk was dát het een grap was.
Het hof overweegt als volgt.
Hoewel een persoon die ‘voor de grap’ een valse bommelding doet ook daadwerkelijk als oogmerk kan hebben een ander te doen geloven dat zich ergens een bom bevindt, acht het hof in het onderhavige geval niet overtuigend bewezen dat de verdachte heeft gehandeld met dat voor een bewezenverklaring vereiste oogmerk. Allereerst blijkt uit de verklaringen van de verdachte niet dat hij de bedoeling heeft gehad danwel dat hij moet hebben beseft - als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg - dat door zijn opmerkingen anderen in de veronderstelling kwamen te verkeren dat zich in de koffer daadwerkelijk een bom bevond. Hij verklaart niet alleen dat hij een grap maakte, maar ook dat dit – door de omstandigheden en de wijze waarop hij de opmerkingen uitte - direct duidelijk was en moet zijn geweest aan de beveiligingsmedewerkers. Ook uit de verklaringen van beveiligingsmedewerker [naam] komt naar voren dat sprake was van ondoordachte opmerkingen waarvan de beveiliging door de wijze van uiting reeds direct doorzag dat dit een grap was. Daartoe weegt het hof mee dat zij als getuige bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard dat het haar duidelijk was dat de verdachte een grap maakte en dat zij bij het maken van de melding aan de marechaussee ook heeft willen doorgeven dat zij iemand had aangetroffen die een grap maakte over een explosief dat hij bij zich zou hebben. [naam] heeft daarbij verklaard dat zij aan het gezicht van de verdachte kon zien dat hij het niet zo bedoeld had en dat op het moment dat de marechaussee arriveerde direct te zien was dat hij spijt had van wat hij had gedaan. Het hof concludeert dat uit de verklaringen van verdachte noch uit de uiterlijke verschijningsvormen van zijn handelen kan worden afgeleid dat sprake was van het bovenbedoelde oogmerk.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet kan worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.I.M. van Bergen, mr. R.D. van Heffen en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 maart 2020.
Mrs. R.D. van Heffen, J. Steenbrink en S.M. Schouten zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]