In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een beschikking van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de arbeidsovereenkomst met BSI GROUP THE NETHERLANDS B.V. werd ontbonden. [appellante] verzocht om een billijke vergoeding vanwege seksuele intimidatie, te hoge werkdruk en confrontatie met ontslag tijdens ziekte. De kantonrechter oordeelde dat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever was en kende een transitievergoeding toe. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de werkgever niet verplicht was tot loondoorbetaling na twee jaar ziekte, omdat er geen reële beschikbaarstelling was van [appellante]. De feiten tonen aan dat [appellante] vanaf 2014 bij BSI werkte en zich in 2016 ziek meldde. Er waren conflicten in de werkverhouding, maar het hof concludeerde dat BSI niet ernstig verwijtbaar had gehandeld. De verzoeken van [appellante] tot een billijke vergoeding en loondoorbetaling werden afgewezen, en het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter.