Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Vordering tenuitvoerlegging
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) dagen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 april 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van diefstal van sushiboxen en verbleef op dat moment in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD). Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging (TUL). De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, wat in zijn nadeel weegt. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarvan 17 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal had in hoger beroep een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand gevorderd. Het hof heeft de straf aangepast en bepaald dat de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertien dagen opgelegd krijgt, rekening houdend met de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, maar het hof achtte het niet opportuun om deze vordering toe te wijzen. Het hof heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis voor het overige bevestigd.