ECLI:NL:GHAMS:2020:130

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
23-000401-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Algerije en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument, een nationale identiteitskaart van Frankrijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een controle op Schiphol, waar de verdachte de identiteitskaart ter controle aanbood. De Koninklijke Marechaussee concludeerde dat de identiteitskaart vervalst was. De verdachte had verklaard de kaart sinds 2014 in zijn bezit te hebben, maar deze verklaring werd ongeloofwaardig geacht, gezien het feit dat de originele kaart als vermist was gesignaleerd. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat het document vervalst was en dat hij daarmee het vertrouwen in reisdocumenten had geschaad. De opgelegde straf was in lijn met de oriëntatiepunten voor soortgelijke zaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000401-19
datum uitspraak: 20 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-011476-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 december 2019 en 6 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een nationale identiteitskaart van Frankrijk (voorzien van het nummer [nummer 1] en op naam gesteld van [verdachte] ), waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het gewraakte document vals was.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 13 januari 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een nationale identiteitskaart van Frankrijk, voorzien van het nummer [nummer 1] , ter controle heeft aangeboden op de doorlaatpost ‘terminal 3 vertrek’. De identiteitskaart is onderzocht door de afdeling Falsificaten van de Koninklijke Marechaussee. Daar is geconcludeerd dat (i) de op die kaart aangebrachte foto (van de verdachte) is aangebracht na verwijdering van een eerder aldaar aangebrachte foto en (ii) alle op de voorzijde van die kaart aangebrachte variabele gegevens zijn aangebracht na verwijdering van eerder aldaar aangebrachte variabele gegevens. De door de verdachte aangeboden identiteitskaart dient derhalve als een vervalst reisdocument te worden beschouwd. [1] De verdachte is aangehouden. [2]
De verdachte heeft op 14 januari 2019 verklaard dat hij de identiteitskaart al sinds 2014 in zijn bezit heeft (p. 6 en 10 van par. 1.2 van het dossier). Deze verklaring is ongeloofwaardig, nu de door de verdachte gebruikte identiteitskaart, waarvan het origineel is afgegeven aan [naam 1], sinds 26 februari 2018 als vermist staat gesignaleerd. [3] Daarnaast heeft de verdachte – zoals is gebleken uit navraag bij de Franse autoriteiten – in 2015 en 2017 illegaal geprobeerd een identiteitsbewijs aan te vragen, [4] waarvoor geen noodzaak zou hebben bestaan indien de verklaring van de verdachte op waarheid zou berusten dat hij sinds 2014 over een in zijn ogen bonafide identiteitskaart beschikte. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte niet heeft willen verklaren hoe hij daadwerkelijk in het bezit is gekomen van de vervalste nationale identiteitskaart.
Uit de voormelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang beschouwd, leidt het hof af dat de verdachte wist dat het een vervalst document betrof.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 januari 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een reisdocument, te weten een nationale identiteitskaart van Frankrijk (voorzien van het nummer [nummer 1] en op naam gesteld van [verdachte] ), waarvan hij, verdachte, wist dat deze vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals daarnaar in de voormelde voetnoten is verwezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
een reisdocument voorhanden hebben waarvan hij weet dat het vervalst is.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een vervalst identiteitsbewijs in zijn bezit gehad. Aldus heeft hij het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer wordt gesteld in reisdocumenten schade berokkend.
Het hof heeft acht geslagen op straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd en die zijn weerslag heeft gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Deze straf neemt het hof tot uitgangspunt. In hetgeen omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte naar voren is gebracht ziet het hof geen aanleiding om daar vanaf te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de beslagbeslissingen van de rechtbank worden bevestigd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
Het hof zal, overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal, de volgende beslissingen nemen ten aanzien van de in beslag genomen goederen die vermeld staan op de beslaglijst van 18 januari 2019:
Onttrekking aan het verkeer
Het bewezen feit is begaan met betrekking tot het onder de verdachte inbeslaggenomen vervalste identiteitsbewijs van Frankrijk. Het ongecontroleerde bezit van dit vervalste reisdocument is in strijd met de wet en het voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Het hof zal daarom van dit voorwerp de onttrekking aan het verkeer gelasten.
Teruggave aan de uitgevende instantie/autoriteit
Uit onderzoek van de Koninklijke Marechaussee (doorgenummerde paragraaf 0.6 en 0.9 van het dossier) is gebleken dat de overige onder de verdachte in beslag genomen kaarten en documenten ofwel vals zijn, ofwel dat aanwijzingen bestaan dat zij op frauduleuze wijze zijn verkregen, ofwel niet op naam van de verdachte zijn gesteld. Daarom zal het hof de teruggave daarvan aan de uitgevende instanties gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een identiteitsbewijs met nummer [nummer 1] (Frankrijk).
Gelast de
teruggaveaan de uitgevende instantie van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een rijbewijs (Groot-Brittannië);
- een creditcard ( [nummer 2] );
- een Visa-kaart ( [nummer 3] );
- een Mastercard ( [nummer 4] );
- een document zonder foto (Am. Express Platinum Card [nummer 5] );
- een rijbewijs (internationaal [nummer 6] );
- een priority pass (document zonder foto [nummer 7] );
- een zorgpas (vitale [nummer 8] );
- een document met foto (Groot-Brittannië);
- een verzekeringsbewijs (Groot-Brittannië);
- een Mastercard op naam van [naam 2] .
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2020.

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm door bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van aanleiding en onderzoek aangeboden documenten, paragraaf 0.6 van het doorgenummerde dossier.
2.Het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van aanhouding, paragraaf 0.7 van het doorgenummerde dossier.
3.Het in de wettelijke vorm door een bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte proces-verbaal van bevindingen in aanvulling op dossiernr. PL27QR/ 19-000183, los gevoegd in dossier.
4.Het door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] opgemaakte, doch niet ondertekende proces-verbaal met bijlagen van 22 januari 2019, los gevoegd in het dossier.