Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.ABA LOON-EN GRONDVERZET V.O.F.,
2. [vennoot A] ,
3. [vennoot B] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Huurovereenkomst (…)
Naam huurder[ABA, hof]
Niets berekenen ivm verkoop SV100”
De bedragen die u ons heeft betaald zijn voor de kosten die wij hebben gemaakt voor de kraan die bij u staat ter overbrugging van de nieuwe Yanmar SV100. De Yanmar SV100 staat reeds klaar sinds september 2016. Echter waren de contracten, cijfers e.d. niet in orde.”
De navolgende verhuurfacturen zijn nog niet voldaan:
hebben ontvangen, zullen wij de openstaande facturen laten vervallen.
is ontvangen, zullen wij wel aanspraak maken op de openstaande facturen en wordt de totale openstaande vordering uit handen gegeven aan het incassobureau”.
3.Beoordeling
grieven 1 tot en met 3, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, stellen de vraag aan de orde of [X] aanspraak kan maken op de door haar gevorderde huursommen. Daartoe voeren ABA c.s., kort gezegd, het navolgende aan. ABA c.s. mochten zolang de SV100 op zich liet wachten een graafmachine van [X] gebruiken. Dit gebruik was om niet, zoals ook volgt uit de aantekening van [X] op de overeenkomst van 1 april 2016 “
Niets berekenen ivm verkoop SV100”. Volgens ABA c.s. is er geen huurovereenkomst gesloten. Bij ontvangst van de facturen van [X] hebben ABA c.s. wel degelijk de verschuldigdheid daarvan betwist. Zij hebben immers nadrukkelijk om creditfacturen verzocht, zo betogen ABA c.s.
grieven 1 en 2. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of de opdrachtbevestiging van 30 januari 2017 namens ABA is ondertekend, zodat
grief 3faalt bij gebrek aan belang.
grief 4betogen ABA c.s. dat [X] afstand heeft gedaan van haar vordering op ABA c.s. wegens het gebruik van de overbruggingsmachines. Ter onderbouwing van hun betoog wijzen ABA c.s. op de zinsnede uit de brief van [X] van 23 december 2016 die luidt: “
De bedragen die u ons heeft betaald zijn voor de kosten die wij hebben gemaakt voor de kraan die bij u staat ter overbrugging van de nieuwe Yanmar SV100.” Deze passage ziet naar het oordeel van het hof onmiskenbaar op betalingen die ABA c.s. reeds hadden voldaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt hieruit niet af te leiden dat [X] ten aanzien van de nog niet voldane vorderingen, die in deze procedure centraal staan, afstand heeft gedaan van enig recht. Nu ABA c.s. daartoe geen andere feiten en omstandigheden hebben aangevoerd, faalt
grief 4.