ECLI:NL:GHAMS:2020:136

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
23-001994-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in woning gedurende nachtrust met valse sleutels

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van diefstal uit een woning te Alkmaar op 15 mei 2018, waarbij hij zich toegang verschafte door middel van een valse sleutel. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een fiets en een portemonnee, toebehorende aan het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had een lange geschiedenis van vermogensdelicten en was onder invloed van drugs ten tijde van de inbraak. Het hof heeft rekening gehouden met de verslavings- en psychische problematiek van de verdachte en heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op te leggen, met bijzondere voorwaarden die gericht zijn op behandeling en begeleiding. Het hof heeft benadrukt dat het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving is dat hij de kans krijgt om zijn leven te beteren en recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001994-18
datum uitspraak: 20 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-095617-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 december 2019 en 6 januari 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2018 te Alkmaar, althans in Nederland gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, gelegen aan de [adres 2], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets (merk: Gazelle, kleur: grijs) en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel (door met een voorwerp, de slotschoot van de (voor)deur van voornoemde woning vanaf de binnenkant open te trekken (zogenaamd 'hengelen')).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 mei 2018 te Alkmaar, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning gelegen aan de [adres 2], alwaar verdachte zich buiten weten en tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets (merk: Gazelle, kleur: grijs) en een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, door met een voorwerp, de slotschoot van de voordeur van voornoemde woning vanaf de binnenkant open te trekken (zogenaamd 'hengelen').
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest. Daarbij zijn diverse bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals door Tactus Reclassering in het rapport van 3 september 2019 geadviseerd.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht overstijgt, reeds omdat hernieuwde vrijheidsbeneming het ingezette behandeltraject zal doorkruisen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een nachtelijke woninginbraak. Daarbij heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de gedupeerde bewoonster. Daarnaast heeft hij haar in haar privacy aangetast en zal hij haar rompslomp, maar vooral ook gevoelens van angst en onbehagen hebben bezorgd. Een woning is immers bij uitstek de plek waar iemand zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. Het handelen van de verdachte draagt voorts bij aan in de samenleving heersende gevoelens van onveiligheid, bij die van omwonenden in het bijzonder. De verdachte heeft zijn ogen voor dit alles kennelijk gesloten en zich slechts laten leiden door zijn zucht naar ‘snel geld’.
De verdachte is blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 december 2019 vele malen eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt. De ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigt, mede in het licht van de recidive en gelet op de straffen die door rechters in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ettelijke maanden. Toch zal het hof daarvoor niet kiezen en wel om reden van het volgende.
Uit het rapport van Tactus Verslavingszorg van 3 september 2019 komt naar voren dat de verdachte jarenlang heroïne en cocaïne heeft gebruikt. Onder invloed van deze middelen vervaagden zijn grenzen waardoor hij lichtvaardig overging tot het plegen van delicten. Daarnaast wordt niet uitgesloten dat de verdachte vermogensdelicten pleegde om te kunnen voorzien in zijn middelengebruik. Verder is hij gediagnostiseerd met een neurocognitieve stoornis en persoonlijkheidsproblematiek.
Bij vonnis van 7 september 2018 zijn in een andere zaak bij een voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden gesteld die kort gezegd inhouden dat de verdachte i) zich houdt aan een plicht zich bij de reclassering te melden, ii) een ambulante behandeling ondergaat bij GGZ Noord-Holland Noord en zich in dat verband, indien nodig, gedurende maximaal zeven weken klinisch laat opnemen, iii) zich laat opnemen in een verslavingskliniek en iv) (aansluitend) verblijft in een instelling voor begeleid wonen.
De verdachte verblijft in verband met het op basis van dat vonnis voor hem uitgestippelde traject thans in de Piet Roordakliniek in Zutphen, om te werken aan zijn middelen- en psychische problematiek.
Uit een brief van [naam], als GZ-psycholoog/regiebehandelaar verbonden aan de Piet Roordakliniek, van 18 december 2019 blijkt over het verloop van de behandeling van de verdachte het volgende. De verdachte is op 23 april 2019 in die kliniek opgenomen. Hij toont zich gemotiveerd om abstinent te blijven van middelen en wil een leven zonder criminaliteit opbouwen. Met het oog daarop is hij gestart met therapie en een aantal vormen van training en heeft deze succesvol afgerond.
Volgens een bericht van Tactus Verslavingszorg van 13 december 2019 staat de verdachte op de wachtlijst voor een beschermde woonvoorziening, gaat het nog altijd goed met hem, en zou detentie het ingezette traject doorkruisen.
De positieve lijn die door Tactus Verslavingszorg is gesignaleerd vindt in die zin weerklank in het genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie, dat daaruit blijkt dat de verdachte sinds 15 mei 2018 geen strafbare feiten meer heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Daarmee is een langdurig recidivepatroon (vooralsnog) tot een einde gekomen.
Het hof acht het in het belang van de verdachte noch in dat van de samenleving dat de recent ingezette opwaartse lijn in de kiem wordt gesmoord door oplegging van een straf die meebrengt dat hij opnieuw in de gevangenis belandt. De hulpverlening waarin de verdachte thans goed lijkt te zijn ingebed kan immers bijdragen aan het indammen van het gevaar voor herhaling dat de verdachte in zich bergt en dat door de Tactus Verslavingszorg als hoog is getaxeerd. Het hof zal de passend geachte gevangenisstraf daarom geheel in voorwaardelijke vorm opleggen. Daarmee wordt tevens beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
De bij vonnis van 7 september 2018 vastgestelde proeftijd zal (vooralsnog) op 20 september 2020 ten einde lopen. Gelet op de lange verslavingsgeschiedenis van de verdachte acht het hof van eminent belang dat de verdachte ook na laatstgenoemde datum in een strafrechtelijk kader de nodige behandeling en begeleiding kan worden geboden. Daarom zal het hof in de voorliggende zaak bijzondere voorwaarden stellen die aansluiten bij de voorwaarden die op 7 september 2018 zijn gesteld. Ook het hof vindt het in dat verband noodzakelijk dat de verdachte gedurende een periode van maximaal zeven weken klinisch wordt opgenomen, indien sprake zou zijn van een terugval in drugsgebruik.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zo lang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de verdachte:
- zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
- zich (na zijn huidige verblijf in de Piet Roordakliniek) voor verslavings- en psychische problematiek onder ambulante behandeling stelt van door de reclassering aan te wijzen hulpverleners en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens hen worden gegeven, een en ander zolang die hulpverleners dit in overleg met de reclassering noodzakelijk achten;
- ( aansluitend op zijn huidige verblijf in de Piet Roordakliniek) verblijft in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering opstelt en aan de aanwijzingen die hem door of namens de aan die instelling verbonden begeleiders worden gegeven, een en ander zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich bij een terugval in drugsgebruik laat opnemen in een door de reclassering aan te wijzen kliniek voor de duur van 7 (zeven) weken, of zo zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering verantwoord achten, zulks ter afwending van crisis of ten behoeve van detoxificatie en stabilisatie.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 januari 2020.