ECLI:NL:GHAMS:2020:1402

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
200.266.382/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over ontruiming van huurwoning wegens overlast door huurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding over de ontruiming van een huurwoning. De appellante, [X] Administraties, trad op als bewindvoerder van [Y], die al jaren ernstige overlast veroorzaakte voor omwonenden. De huurovereenkomst tussen Eigen Haard en [Y] dateert van 1 december 1998, en de huurprijs bedraagt € 431,64 per maand. De overlast bestond uit het volstouwen van gemeenschappelijke ruimtes en verward gedrag, wat leidde tot meerdere meldingen bij de woningstichting en hulpverleningsinstanties. Ondanks interventies van de GGD en politie, bleef de overlast aanhouden. Eigen Haard heeft uiteindelijk besloten om een gerechtelijke procedure tot ontruiming te starten, wat door de kantonrechter werd toegewezen. In hoger beroep heeft de appellante betoogd dat [Y] niet gevaarlijk is en dat er nieuwe wetgeving in aantocht is die verplichte zorg mogelijk maakt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de overlast onhoudbaar is en dat de belangen van de omwonenden zwaarder wegen dan de belangen van [Y]. De grieven van de appellante zijn verworpen, en het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de appellante werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.266.382/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 7928304 KK EXPL 19-725
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 mei 2020
inzake
[appellante] , h.o.d.n. [X] Administraties (in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [Y] )
wonende en gevestigd te [plaats] ,
appellante,
advocaat: mr. A.J. Engelsma te Amsterdam,
tegen:
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.M. de Bie te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Eigen Haard genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 5 september 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (verder: de kantonrechter) van 23 augustus 2019, in deze zaak onder bovengenoemd zaaknummer in kort geding gewezen tussen Eigen Haard als eiseres en [appellante] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en de vordering van Eigen Haard alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Eigen Haard heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, inclusief nakosten.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.7 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen ook het hof als uitgangspunt, waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende.
3.1.1
Tussen Eigen Haard en [Y] (hierna: [Y] ) bestaat sinds 1 december 1998 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het adres [adres] . De huurprijs bedraagt thans € 431,64 per maand. Het betreft een portiekwoning in een pand met verder een huis-etage met een eigen ingang en voordeur, en met voorts een eerste en derde etage (dus onder en boven [Y] gelegen) waarvan de bewoners de voordeur en het trappenhuis met [Y] delen.
3.1.2
[Y] is bij beschikking van 27 december 2012 onder bewind gesteld van [appellante] .
3.1.3
[Y] kampt met ernstige psychische problemen en is vanwege die problemen al jaren bekend bij de hulpverlening (waaronder de GGD) en bij de politie.
3.1.4
Eigen Haard ontvangt sinds jaren meldingen van boven- en onderburen van [Y] over door hem veroorzaakte overlast. Deze overlast bestond aanvankelijk voornamelijk in het volstouwen van de gemeenschappelijke ruimtes in het pand (trappenhuis en overlopen) met spullen, en wel zodanig dat de toegang tot het pand en/of de individuele voordeuren geblokkeerd wordt. In de latere klachten die Eigen Haard heeft ontvangen (eerste helft 2019) wordt ook geklaagd over het feit dat [Y] in het trappenhuis slaapt en over intimiderend en/of verward gedrag van [Y] .
3.1.5
De GGD heeft de afgelopen jaren diverse keren de woning van [Y] opgeruimd als die te vol stond met spullen.
3.1.6
Bij brief van 11 juli 2019 heeft de manager van het team Veiligheid, Meldpunt Zorg en Woonoverlast van het Stadsdeel West aan Eigen Haard bericht dat er sinds 13 juli 2016 vanuit het Meldpunt en haar convenantpartners diverse interventies zijn geweest, gericht op het bestrijden van de extreme overlast die [Y] veroorzaakt in zijn woonomgeving. In de brief is vermeld dat vanaf juli 2016 de GGD, politie, Arkin en Combiwel diverse keren bij [Y] langs zijn geweest, meldingen hebben ontvangen en/of afspraken hebben proberen te maken over behandeling. Ondanks deze inspanningen is het niet gelukt de overlast te doen ophouden of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Daarom is besloten de interventie te staken, waarbij tevens is besloten [Y] niet in aanmerking te laten komen voor het zogeheten Laatste Kans Beleid.
3.1.7
Bij brief van 11 juli 2019 heeft Eigen Haard [Y] meegedeeld dat hij, door de wijze waarop hij zijn woning en de gemeenschappelijke ruimtes gebruikt, handelt in strijd met de huurovereenkomst en de wet en dat zij er geen vertrouwen meer in heeft dat hij zijn woonsituatie verbetert. Eigen Haard kondigt daarom aan een gerechtelijke procedure tot ontruiming op te starten.
3.1.8
Ten tijde van de procedure bij de kantonrechter bevond [Y] zich in een WSNP-traject (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) met als einddatum 9 december 2019.
3.2
Eigen Haard heeft, voor zover in hoger beroep van belang, gevorderd dat de kantonrechter, bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellante] (in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [Y] ), zal veroordelen tot ontruiming van de woning.
3.3
De kantonrechter heeft de vordering van Eigen Haard toegewezen en [appellante] veroordeeld in de kosten. Daartoe heeft hij overwogen, samengevat, dat uit het dossier en de toelichting ter zitting van zowel wijkagent [A] als [B] , werkzaam bij de GGD Amsterdam, aannemelijk is geworden dat al vele jaren sprake is van een situatie in en rondom de woning die voor zowel Eigen Haard als de omwonenden van [Y] – ook huurders van Eigen Haard – onhoudbaar en onaanvaardbaar is. Wat namens [Y] daartegenover is gesteld, leidt niet tot het oordeel dat de aan hem verweten tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
De kantonrechter acht het voorshands aannemelijk dat in een bodemprocedure tot ontbinding van de overeenkomst zal worden overgegaan. Eigen Haard heeft een spoedeisend belang om daarop vooruitlopend de ontruiming te bewerkstelligen, aldus de kantonrechter. Hoewel er op korte termijn geen geschikte passende woonomgeving voor [Y] voorhanden zal kunnen zijn, dienen de belangen van Eigen Haard en de omwonenden bij beëindiging van de al te lang durende overlast nu te prevaleren. Van hen kan ook kan niet meer worden gevergd te wachten tot na 9 december 2019, aldus de kantonrechter.
3.4
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] op met twee grieven, die het hof gezamenlijk zal behandelen.
3.5
Ter toelichting voert [appellante] aan dat [Y] , hoewel niet kan worden ontkend dat hij in zekere mate overlast veroorzaakt voor zijn buren, niet verslaafd is aan alcohol of drugs en niet gevaarlijk is. Dat hij moet veranderen, dringt echter niet tot hem door. De huidige woonsituatie is voor [Y] en zijn buren niet ideaal maar de wet biedt nog geen andere mogelijkheden. Per 1 januari 2020 treedt de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in werking die het mogelijk maakt om in een gewone woonsituatie iemand verplicht te laten behandelen. Een bodemprocedure zou gelet op de duur ervan binnen het regime van die wet vallen, zodat niet op voorhand aannemelijk is dat in die bodemprocedure de ontruiming zou worden toegewezen, aldus [appellante] . De belangenafweging zou anders moeten uitvallen, nu de buren en huurders van Eigen Haard nog maar enkele extra maanden overlast zouden moeten verdragen, terwijl daar tegenover staat dat [Y] niet op straat komt te staan en in zijn woning kan blijven waar hij een behandeling ondergaat en ook wat betreft de schuldsanering (WSNP) met wat extra tijd uit de problemen is, aldus nog steeds [appellante] .
3.5.1
Zoals de kantonrechter op goede gronden – die het hof overneemt en tot de zijne maakt – heeft overwogen, is aannemelijk geworden dat al vele jaren sprake is van een situatie in en rondom de woning die voor zowel Eigen Haard als de omwonenden van [Y] – ook huurders van Eigen Haard – onhoudbaar en onaanvaardbaar is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat van de zijde van [appellante] niet is aangetoond dat [Y] in aanmerking komt voor verplichte zorg. Tegelijk heeft [appellante] in de memorie van grieven (punt 2 tot en met 4) toegegeven dat [Y] niet in staat is om zelfstandig te wonen, niet inziet dat zijn gedrag moet veranderen, zich niet vrijwillig laat opnemen voor behandeling en dat er in die houding van [Y] geen verandering valt te verwachten (“Hij is nu eenmaal zo”). Een en ander wordt bevestigd door de afwijzing voor het Laatste Kans Beleid. De reden voor die afwijzing is kennelijk dat er naar het oordeel van de betrokken instanties onvoldoende waarborg is dat herhaling van overlastgevend gedrag in een nieuwe woonomgeving kan worden voorkomen. De stelling dat [Y] groot belang heeft bij behoud van de woning vanwege, in het bijzonder, de naderende afronding van het WSNP traject en de buren daarom maar wat langer overlast moeten dulden, brengt het hof onder de geschetste omstandigheden niet tot een ander oordeel, temeer nu [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat met het in werking treden van de Wvggz [Y] geen overlast meer zal veroorzaken.
3.5.2
Het hof komt tot de conclusie dat de grieven falen en de vordering van Eigen Haard terecht is toegewezen, zodat het vonnis zal worden bekrachtigd.
3.6
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] (in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [Y] ) worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] (in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [Y] ) in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 741,-- aan verschotten en € 1.074,-- voor salaris advocaat en op € 157,-- voor nasalaris van de advocaat, te vermeerderen met € 82,-- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot in geval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, J.C. Toorman en C.A.H.M ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2020.