Uitspraak
mr. W. Altenaar, kantoorhoudende te Amersfoort,
mr. P.J.M. Gerritsen, kantoorhoudende te Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
- appellante in het principaal appel/verweerster in het incidenteel appel met [A] ;
- geïntimeerden in het principaal appel/appellanten in het incidenteel appel afzonderlijk met respectievelijk [B] , [C] en [D] en gezamenlijk met [B] c.s.
primairi) dat [A] in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Rv, ii) dat de managementovereenkomst van rechtswege is geëindigd vanwege het ontslag van [A] als bestuurder, iii) dat [A] de aandelen die zij houdt in [B] aan [C] en/of [D] zal dienen aan te bieden in overeenstemming met de door de accountant van [B] vastgestelde prijs van € 1,
subsidiairdat [A] haar aandelen zal dienen aan te bieden in overeenstemming met de prijsformule die met inachtneming van de prijsformule zal worden bepaald door een door de Ondernemingskamer te benoemen deskundige,
meer subsidiairdat [A] haar aandelen zal dienen aan te bieden tegen een nader door een door de Ondernemingskamer te benoemen deskundige te bepalen prijs,
primair, subsidiairen
meer subsidiairdat [A] zal worden veroordeeld tot het binnen twee weken na het te wijzen arrest meewerken aan overdracht van haar aandelen onder gelijktijdige betaling door [C] en/of [D] van de alsdan vastgestelde prijs, op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag of dagdeel, en tot betaling van de helft van de kosten die verband houden met de overdracht, met wettelijke rente.
2.De feiten
neemt in het kapitaal van de Vennootschap deel voor 81,25%, zijnde 52 (…) aandelen elk nominaal groot € 226,89 (…)
deel, ieder voor 6,25%, zijnde 4 (…) aandelen elk nominaal groot € 226,89 (…);
, [I] , [E] en [J] en hun persoonlijke holdings, [C] , [K] , [A] en [D] , wensen een aantal van de aan hun samenwerking verbonden aspecten nader te regelen;
Artikel 1 Bepaling en betaling koopprijs Aandelen
•[ [F] ]
heeft bij de verkoop van zijn aandelen het bedrijfsbelang altijd voorop gesteld. In 2005 was er een situatie dat er 3 werknemers als gelijkwaardige partners in het bedrijf konden stappen. Voor de continuïteit van het bedrijf heeft[ [F] ]
voor deze optie gekozen. De samenwerkingtussen [ [F] ], [ [E] ], [ [I] ]
en[ [L] ]
is altijd goed geweest en succesvol gebleken. Met het verbinden aan hen aan het bedrijf was er consensus voor de toekomst.
heeft hier, ondanks zijn leeftijd, voor gekozen.
wil zijn belang in [B] overdragen aan aandeelhouders die ook het ondernemersrisico dragen en niet aan aandeelhouders die aandelen houden ter belegging. De dividenden moeten worden aangewend om aandelen van te kopen. Hiervoor is het dividend de afgelopen jaren ook volledig uitgekeerd.
en[ [L] ]
.”
Op dinsdag 26 mei hebben wij met z’n drieën een vervolggesprek gehad over de te volgen strategie voor [G] en de uitwerking daarvan. [M][ [M] , zie hierna 2.16, opmerking hof]
gaf na het gesprek aan dat hij niet begrijpt dat je geen enkele reactie geeft op het plan waar hij vanaf september 2014 voor ons mee bezig is. Hij gaf ook zijn irritatie aan dat hij niet begrijpt dat het een maand moet duren om met jou een afspraak te kunnen maken. Maar dat je wel tijd blijkt het hebben voor de heer [N] en een interview in een regionaal blad, allemaal in dezelfde maand. Je bent direct boos weggelopen nadat je de opmerking maakte ‘dat wij het huis niet uitkomen’ en jij wel.
Tijdens het MT heeft[ [M] ]
het onderwerp nevenactiviteiten aangekaart, een onderwerp dat al langere tijd vraagtekens bij mij oproept. Ik ben blij dat je inzicht geeft. Op een moment dat onze omzet achteruit gaat, we verlies draaien (…) de actieve verkoop 5 jaar lang heeft stilgelegen en jijzelf vorig jaar aangaf en uitstraalde dat het niet goed met je ging vanwege de werkdruk, wil ik je vragen op te letten niet teveel extra hooi op je vork te nemen. Dit heb ik je vorig jaar ook meerdere malen geadviseerd,
verkeert, vind ik dat alle aandacht daar naar uit zou moeten gaan. Want er is echt
(…)
Ik ben bezig om een reëel inzicht te krijgen van de werkelijke hoeveelheid werk. De aanleiding is dat jij jaar-in-jaar-uit aangeeft dat je teveel op je bord hebt liggen en dat je naar eigen zeggen zelfs kopje ondergaat. Helaas blijft een kwantificering waarmee we kunnen sturen van jouw zijde uit en ben ik gedwongen dit te doen. Want de vraag die beantwoord moet worden om überhaupt iets te kunnen doen is: waar hebben wij het over?
waarvan jij zegt dat je elke dag mee bedolven wordt.
waarvan jij zegt dat je een soort callcenter bent.
Ik voel me gedwongen om terug te komen op onze bespreking van gisteren waar we in eerste instantie over de mogelijke claim van de gemeente Oegstgeest spraken.
Beste [J] en [F] ,
Jouw onderstaande e-mail heb ik ontvangen en ik bevestig jouw ziekmelding vanaf 6 oktober jl. Uit de e-mail maak ik op dat jij in ieder geval tot 27 oktober a.s. niet in staat bent om jouw werkzaamheden uit te voeren.(…)”
In de periode voorafgaand aan jouw ziekmelding hebben wij het verschillende keren gehad over de hoeveelheid tijd die jij aan werkzaamheden voor [B] hebt besteed. De reden hiervoor was dat jij meerdere malen hebt aangegeven qua werkzaamheden “over te lopen”. Wij hebben er vervolgens alles aan gedaan om deze door jou genoemde werkdruk te verminderen.
door de algemene vergadering van aandeelhouders van[ [B] ]
ontslagen als statutair bestuurder van[ [B] ]
. Dit ontslag heeft tot gevolg dat de management overeenkomst tussen enerzijds[ [B] ]
(zijnde de opdrachtgever) en anderzijds[ [A] ]
(zijnde de opdrachtnemer) en jou (zijnde de feitelijke uitvoerder van de opdracht) d.d. 1 juni 2011(…)
van rechtswege is geëindigd op 19 december 2016.
per 19 december 2016 is ontslagen als statutair bestuurder van[ [B] ]
. Een tweede, zelfstandige reden voor opzegging, is het feit dat[ [A] ]
in de afgelopen jaren onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan haar taken op basis van de Managementovereenkomst.(…)”
en[ [C] ] (…)
, diende er per 31 december 2016 een bedrag aan rente van € 3.825,- te worden betaald. Tot op heden heeft betaling van dit bedrag echter niet plaatsgevonden.
in verzuim. Desalniettemin stel ik bij deze[ [A] ]
onverplicht in gebreke en verzoek ik[ [A] ]
om het totaal verschuldigde bedrag aan aflossing en rente ad € 18.825,- binnen één week na dagtekening van deze brief te betalen(…)
kan worden ingeroepen(…).
”
Bijgaand in concept de jaarrekening 2016. (…) Bijlage(n): concept jaarrekening 2016”. In de aandeelhoudersvergadering van [B] van 27 november 2017 zijn namens [A] vragen gesteld aan het bestuur, onder andere over de cijfers over 2016. [A] heeft tegen de vaststelling van de jaarrekening 2016 gestemd en [C] en [D] hebben voorgestemd.
(…) Het aandeelhouderschap van[ [A] ] is
(…) onlosmakelijk verbonden met het verrichten van werkzaamheden voor[ [E] ]
voor de vennootschap.
3.Beoordeling
grief 1betoogt [A] , kort gezegd, dat [B] bij de opzegging van de managementovereenkomst een langere opzegtermijn in acht had moeten te nemen dan wel dat zij ter zake schadevergoeding verschuldigd is. Met
grief 2stelt zij zich op het standpunt dat het (rauwelijks gegeven) ontslag, gecombineerd met het onthouden van [A] van de noodzakelijke informatie en de in vergaande mate verstoorde verhoudingen maken dat van [A] in redelijkheid niet meer kan worden gevergd dat zij aandeelhouder blijft en dat haar uittredingsvordering derhalve alsnog dient te worden toegewezen. Voor de waardering van de aandelen en de daarmee corresponderende koopprijs dient volgens [A] de DCF-methode te worden gehanteerd; de regeling in de aandeelhoudersovereenkomst mist in haar visie op diverse gronden toepassing.
Grief 3keert zich tegen de proceskostenveroordeling. In hoger beroep heeft [A] haar
eis vermeerderdin die zin dat zij thans tevens op de voet van artikel 2:343 lid 4 BW bij het bepalen van de prijs van de aandelen een billijke verhoging vordert.
Grief 1betreft de – hiervoor onder 2 reeds besproken – datum van de ziekmelding en met
grief 2, tevens eisvermeerdering(zie hiervoor onder 1), vorderen [B] c.s. een aantal verklaringen voor recht. Zij stellen zich op het standpunt dat [A] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst verplicht is haar aandelen aan te bieden en dat de koopprijs voor de aandelen dient te worden bepaald volgens de overeengekomen prijsformule en zij vorderen tevens veroordeling van [A] tot het meewerken aan de overdracht van haar aandelen.
de beëindiging van de arbeidsrelatie van(…)
[E](…)
met de Vennootschap en/of een aan de Vennootschap gelieerde onderneming” (zie 2.5). In 2011 is de arbeidsovereenkomst met [E] beëindigd en is tegelijkertijd een managementovereenkomst met [A] gesloten, met de verplichting om de opdracht door [E] te laten uitvoeren (zie 2.11). In plaats van [E] is [A] tot statutair bestuurder benoemd. De intentie om geen aandeelhouders te hebben die niet bij de onderneming betrokken zijn, bleef echter ongewijzigd en blijkt ook uit hetgeen in het kader van de afwikkeling van de participatie van [I] is besproken (zie onder meer het verslag van de aandeelhoudersvergadering van 16 juni 2010, genoemd onder 2.8). Nu [E] als gevolg van het ontslag van [A] op 19 december 2016 als statutair bestuurder en beëindiging van de managementovereenkomst op diezelfde dag dan wel op 20 december 2016, geen werkzaamheden meer voor de onderneming van [F] verricht en zijn statutair bestuurderschap is geëindigd, dient [A] haar aandelen aan te bieden, aldus [B] c.s.
de beëindiging van de arbeidsrelatie van (…) [E] (…) met de Vennootschap en/of een aan de Vennootschap gelieerde onderneming.“ Het hof is van oordeel dat ‘arbeidsrelatie’ kan slaan op ‘arbeidsovereenkomst’ maar dat taalkundig ook mogelijk is dat wordt gedoeld op de relatie op grond waarvan feitelijk arbeid wordt verricht. Welke betekenis in dit geval aan deze term moet worden toegekend, hangt derhalve af van de verdere context en omstandigheden.
exitvan [F] – slechts gehouden zouden worden door (persoonlijke vennootschappen van) personen die bij de onderneming werkzaam waren en uit dien hoofde, gelet op hun verantwoordelijkheid voor het gevoerde bedrijfsbeleid, ondernemingsrisico droegen. Het bepaalde in genoemd artikel 6 lid 1 onder (h) is hiervoor een eerste aanwijzing, ook als daarbij in aanmerking wordt genomen dat partijen in dat verband in eerste instantie het oog zullen hebben gehad op arbeid uit hoofde van een dienstbetrekking. [A] heeft niet uitgelegd hoe haar stelling dat aandeelhouderschap al van aanvang af aan niet aan werknemersparticipatie was gekoppeld, zich tot het bepaalde in dat artikelonderdeel verhoudt. Het besprokene op de aandeelhoudersvergadering van 16 juni 2010 – onderschreven door [E] – (zie 2.8) vormt een bevestiging van de stellingen van [B] c.s. omtrent de bedoeling van [F] en de steun daarvoor bij de andere aandeelhouders. Er was geen reden voor [A] te veronderstellen dat deze bedoeling anders zou worden als de werkzaamheden van [E] niet langer op grond van een arbeidsovereenkomst zou worden verricht, maar op grond van overeengekomen terbeschikkingstelling in het kader van een met zijn persoonlijke vennootschap gesloten managementovereenkomst (waarbij hij als natuurlijke persoon ook zelf partij was). Gesteld noch gebleken is dat [A] de risico-afweging, die zij stelt te hebben gemaakt bij het accepteren van de aanbiedingsplicht (alleen in geval van einde dienstbetrekking met [E] privé) in 2011 of op enig ander moment aan haar mede-aandeelhouders kenbaar heeft gemaakt. Daarbij komt dat de arbeidsrechtelijke ontslagbescherming die [A] in dit verband aanhaalt, reeds door de acceptatie van het statutair bestuurderschap in 2009 is beperkt.
Het is goed dat je dit aan ons kenbaar maakt, wij willen je niet kwijt en als het voor jou beter is komt dat ook het bedrijf ten goede. Maak een pas op de plaats en bevries het aantal aandelen, dan blijf je door aandeelhouderschap betrokken ( [F] : geketend) bij het bedrijf.“ Hieruit kan niet volgen dat [F] aandeelhouderschap op zichzelf voldoende betrokkenheid vond. De uitspraak had specifiek betrekking op [I] , die werknemer bleef van het bedrijf. [A] heeft nog betoogd dat uit onderdeel C van de considerans van de managementovereenkomst (zie 2.11) valt af te leiden dat het aandeelhouderschap naar de bedoeling van partijen voldoende betrokkenheid bij de onderneming meebrengt om aandeelhouder te blijven, maar dat kan daaruit niet worden afgeleid. De samenwerking waarop in dat onderdeel wordt gedoeld, heeft betrekking op de verhouding tussen en de positie van de aandeelhouders, niet op samenwerking in het kader van bedrijfsvoering of ondernemingsbeleid. Dat de aandelen alleen in handen van de familie [F] zouden kunnen zijn, is, anders dan [A] aanvoert, niet door [B] c.s. gesteld. Dit betekent echter niet dat iedereen aandeelhouder kan worden. De blokkeringsregeling in de statuten (artikel 15) en de regeling van artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst 2005 brengen mee dat aandelen eerst aan de mede-aandeelhouders moeten worden aangeboden. Artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst 2005 betreft een specifieke aanbiedingsplicht (drag-along) indien [B] zou besluiten haar aandelen aan een derde te verkopen. In dat geval zijn de overige aandeelhouders verplicht hun aandelen ook aan deze derde aan te bieden. Dat uit dit artikel valt af te leiden dat het de aandeelhouders meer in het algemeen vrij staat de aandelen aan een niet-werknemer, niet-bestuurder en niet-familielid aan te bieden, zoals [A] lijkt te betogen, valt daaruit niet af te leiden.