Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.INFINITY TRUST CAPITAL B.V.,
2. [appellant sub 2] ,
3. [appellant sub 3] ,
4. STICHTING INTERNATIONAL CORPORATE BUSINESS HOTEL TRUST FOUNDATION,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Party A), en anderzijds Linvestments (aangeduid met
Party B) een overeenkomst aangegaan, genaamd
Property Contract.Deze overeenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Party B therefore will receive 2 apartments in “The Project, namely 2 fully finished 4star service apartments with the numbers 1511 and 1512’.
3.Beoordeling
grieven 1 en 2komen Infinity c.s. op tegen de vaststelling door de rechtbank dat zij het eerste certificaat niet zouden hebben geleverd en daarom in verzuim zouden zijn. Infinity c.s. stellen dat zij dat certificaat wel hebben geleverd aan Linvestmenst, en wel op 1 april 2017. Ter staving van hun stelling hebben zij bij de memorie van grieven een afschrift gevoegd van een pagina die, naar zij stellen, afkomstig is uit een door de Stichting bijgehouden certificaathoudersregister. Hierin staan onder het kopje ‘certificaathouder’ enkele persoonsgegevens vermeld van [X] en onder het kopje ‘eerste inschrijving’ de vermelding dat op 1 april 2017 een certificaat van aandeel B, met nummer B1.1511, zou zijn ingeschreven ter waarde van € 70.000,-- en dat de ‘levering (mededeling)’ op 10 april 2017 zou zijn voltooid.
een appartement voor [X][is]
gereserveerd’en dat notaris Abma Schreurs ‘
de certificering[zou]
doorvoeren’. Dit betoog van Infinity c.s. wordt echter niet gestaafd met stukken. Bovendien zou dat certificaat op naam hebben moeten staan van Linvestments, en niet, zoals de door Infinity c.s. voorgelegde pagina doet voorkomen, op naam van [X] . Daar komt bij dat het hof op basis van de door Linvestments ingebrachte correspondentie tussen partijen moet aannemen dat Infinity c.s. zich pas voor het eerst tijdens de procedure bij de rechtbank op het standpunt hebben gesteld dat het eerste certificaat al is geleverd. Immers niet is gebleken dat zij op de brieven en e-mails van Linvestments van 11 juli 2017, 3 augustus 2017 en 2 november 2017 hebben geantwoord dat zij dat certificaat wel al hadden geleverd, zoals uitermate voor de hand had gelegen als dat inderdaad de situatie was. Infinity c.s. hebben nagelaten op enige andere wijze, bijvoorbeeld door het inbrengen van notariële stukken, aan te tonen dat zij het desbetreffende certificaat daadwerkelijk hebben geleverd, zoals overeengekomen in artikel 5 lid 4 van het Property Contract. Gelet op de uiterst summiere motivering door Infinity c.s. van hun stelling dat zij het eerste certificaat wel hebben geleverd in het licht van alle tegenwerpingen door Linvestments, passeert het hof het door Infinity c.s. in dit verband gedane bewijsaanbod en stelt het hof vast dat het eerste certificaat niet aan Linvestments is geleverd, ondanks daartoe te zijn gesommeerd. Reeds hierdoor zijn Infinity c.s. in verzuim geraakt en heeft Linvestments het Property Contract op goede gronden ontbonden. De grieven 1 en 2 falen.
grieven 3 tot en met 5komen Infinity c.s. op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij tevens in verzuim zijn omdat zij ook het tweede certificaat niet hebben geleverd, terwijl zij daartoe wel gehouden waren. Deze grieven hoeven geen nadere bespreking, aangezien het slagen daarvan niet kan afdoen aan de hiervoor, in 3.3, getrokken conclusie dat Linvestments het Property Contract op goede gronden heeft ontbonden reeds omdat vast is komen te staan dat Infinity c.s. het eerste certificaat niet hebben geleverd.
grief 6voeren Infinity c.s. aan dat de rechtbank de waarde van de geleden schade onjuist heeft vastgesteld, omdat de waarde van het certificaat niet gelijk te stellen is met de vrije verkoopwaarde van het betreffende appartement. Infinity c.s. stellen dat de nominale waarde van de betreffende aandelen thans 1 euro is, omdat het eigen vermogen van Infinity negatief is. Linvestments betwist dit en stelt dat het, gelet op de considerans van het Property Contract, altijd de bedoeling is geweest van partijen dat de waarde van een certificaat zou overeenkomen met de waarde van een appartementsrecht, dat door [A] op € 150.000,-- is getaxeerd. Dat de splitsing van het hotel in appartementsrechten niet is doorgevoerd omdat dat niet rendabel zou zijn, doet niets af aan deze waarde, aldus Linvestments.
grief 7betogen Infinity dat de bemiddelingsovereenkomst niet is ontbonden en voortduurt. Aangezien deze stelling niet af kan doen aan de voorgaande conclusie dat Linvestments op goede gronden het Property Contract heeft ontbonden en op de voet van artikel 6:277 lid 1 BW aanspraak maakt op schadevergoeding, behoeft deze grief geen verdere behandeling.
grief 8komen Infinity c.s. terecht op tegen de toewijzing door de rechtbank van de wettelijke handelsrente over het toegekende schadebedrag en over de toegewezen buitengerechtelijke incassokosten. Zoals Infinity c.s. betogen is artikel 6:119a BW niet van toepassing op een vordering tot schadevergoeding. Deze grief slaagt daarom.