In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Lisdwina Beheer B.V. en ABN Amro Verzekeringen B.V. De zaak betreft aansprakelijkheid van de assurantietussenpersoon in verband met schade die is ontstaan door de diefstal van een trailer met daarop een gedemonteerd paviljoen en inventaris. Lisdwina, de appellante, had een bedrijfspolis afgesloten via ABN Amro, die dekking bood voor schade aan gebouwen en inventaris. Na de diefstal van de trailer heeft Lisdwina een vordering ingediend bij ABN Amro, maar deze werd afgewezen. Het hof oordeelde dat de schade aan het gebouw bindend was vastgesteld door een derde-expert en dat de uitkering op basis van de verkoopwaarde was gedaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de voortaxatie was vervallen omdat er niet tot herbouw was overgegaan. Lisdwina stelde dat ABN Amro tekortgeschoten was in haar zorgplicht door niet te adviseren over een nieuwe voortaxatie. Het hof concludeerde echter dat, zelfs als er een voortaxatie was uitgevoerd, de schade op basis van verkoopwaarde zou zijn uitgekeerd, omdat het paviljoen niet herbouwd zou worden. De vordering van Lisdwina tegen ABN Amro werd afgewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij Lisdwina werd veroordeeld in de proceskosten.