Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de appellant in hoger beroep na een verkeersongeval. De appellant heeft in eerste aanleg de ouders van de minderjarige [X] als wettelijke vertegenwoordigers gedagvaard. Tijdens de procedure is [X] meerderjarig geworden, wat de vraag oproept of de ouders nog steeds als wettelijke vertegenwoordigers kunnen optreden. Het hof stelt vast dat de dagvaarding in hoger beroep is uitgebracht tegen de ouders, maar dat zij op het moment van de dagvaarding niet langer de wettelijke vertegenwoordigers van [X] zijn. Dit leidt tot de conclusie dat de appellant in beginsel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn hoger beroep, aangezien hij niet tegen de juiste procespartij heeft geprocedeerd. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten, en houdt verdere beslissingen aan. De zaak is verwezen naar de rol van 11 augustus 2020 voor uitlating door beide partijen.