In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 15 augustus 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in Litouwen en destijds gedetineerd, was beschuldigd van winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het stelen van een zak doppinda's, een flesje Desperados en drie verpakkingen sushi uit een winkel in Haarlem op 3 augustus 2019. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De verdachte werd als strafbaar verklaard voor de diefstal, die volgens het hof een ergerlijk feit is dat niet alleen materiële schade veroorzaakt, maar ook hinder voor het winkelbedrijf. De verdachte had eerder al meerdere keren voor diefstal onherroepelijk veroordelingen gekregen, en de huidige diefstal vond plaats tijdens proeftijd van eerdere voorwaardelijke straffen. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken zou moeten krijgen, deze gelijk zou zijn aan de straf die de politierechter had opgelegd, rekening houdend met de straffen die de verdachte na het bewezen feit had gekregen.
Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van twee eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraffen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de standaardprocedure rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en de beslissing werd op de openbare terechtzitting uitgesproken.