ECLI:NL:GHAMS:2020:2375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
23-001389-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitlokking van vals rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Polen, was beschuldigd van het uitlokken van het vals laten opmaken van een Pools rijbewijs. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het benaderen van onbekende personen, het geven van opdrachten voor het maken van een vals rijbewijs, en het verstrekken van personalia en een pasfoto. De verdachte had in de periode van 1 juni tot 16 juni 2017 een vals rijbewijs besteld via een Poolse website en had hiervoor een bedrag van €120,00 betaald. Het document was naar haar verstuurd, maar werd onderschept voordat het haar bereikte. Het hof oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat zij het rijbewijs als grap had besteld, gezien de omstandigheden en het bedrag dat zij had betaald. Het hof kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk uitlokken van het valselijk opmaken van een Pools rijbewijs. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en de verdachte werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde. De straf werd vastgesteld op een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001389-18
Datum uitspraak: 4 maart 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 april 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-010886-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] (Polen) op [geboortedag 1] 1986,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 november 2018 en 19 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg op 3 april 2018 door de rechtbank en de in hoger beroep op
19 februari 2020 door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Primair:
zij, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 juni 2017 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een reisdocument en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Pools rijbewijs, met documentnummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren
op [geboortedag 2] 1983, te [geboorteplaats 2], te Polen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst;
subsidiair:
een of meer - tot op heden onbekend gebleven - personen, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 juni 2017 te Polen en/of Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een reisdocument en/of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Pools rijbewijs, met documentnummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedag 2] 1983, te [geboorteplaats 2], te Polen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst welk vorenomschreven feit verdachte op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 juni 2017 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of
door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten:
- door opzettelijk die onbekend gebleven perso(o)n(en) te benaderen en/of
- de opdracht te geven tot het maken van een (vals) Pools rijbewijs op naam gesteld van
[naam], geboren op [geboortedag 2] 1983, te [geboorteplaats 2], te Polen,
- het afgeven van een geldbedrag ter betaling van die/dat document(en)
- het beschikbaar stellen van personalia en/of een (pas)foto's) teneinde deze op voornoemd(e) document(en) te plaatsen;
meer subsidiair:
zij, in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 juni 2017 te Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Pools rijbewijs, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door persoonsgegevens van [naam] te verstrekken aan internetwebsite [website] en/of een ander internetwebsite, en/of daarbij de opdracht te geven het voornoemd rijbewijs, tegen betaling, valselijk te laten opmaken, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of
door anderen te doen gebruiken;
meest subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 juli 2017 te Polen en/of Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (al dan niet tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen),
voorhanden te hebben een reisdocument en/of een identiteitsbewijs, als bedoeld in artikel 1
van de Wet op de identificatieplicht, te weten een Pools rijbewijs, met documentnummer
[nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedag 2] 1983,
te [geboorteplaats 2], te Polen,
waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijze moest(en)
vermoeden dat dit valselijk was opgemaakt of was vervalst (bestaande die vervalsing
hier in dat het document/rijbewijs was nagebootst), zakelijk weergegeven:
- via een (Poolse) internetwebsite (Dokumencik.pl) opdracht heeft gegeven tot en/of
een bestelling heeft gedaan voor het aanmaken en/of verstrekken van dat reisdocument
en/of identiteitsbewijs; en/of
- ( daarbij) op dat reisdocument en/of identiteitsbewijs te plaatsen persoonsgegevens
en/of een pasfoto van die [naam] heeft verstrekt;
- en/of het voor het vervaardigen en/of afleveren van dat reisdocument en/of identiteitsbewijs verschuldigde een bedrag aan de leverancier heeft betaald; en/of
- het (Nederlandse) adres heeft opgegeven waarnaar dat reisdocument en/of identiteitsbewijs moest worden gezonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op grond van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en omdat het hof
tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair
is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende naar voren gekomen.
De verdachte heeft in Polen een (vals) rijbewijs besteld via een website en heeft daartoe de gegevens
en een gelijkende pasfoto van een vriendin, [naam], aangeleverd. De verdachte heeft omgerekend een bedrag van € 120,00 betaald voor deze dienst. Het document was aan de verdachte geadresseerd en naar haar verstuurd, maar is onderschept voordat het haar bereikt heeft.
Het hof acht de verklaring van de verdachte, dat zij niet de bedoeling had het ‘rijbewijs’ als echt en onvervalst te (doen) gebruiken, omdat het - slechts als grap - was bedoeld als cadeau voor haar vriendin die haar echte rijbewijs nog moest halen, niet aannemelijk. Het hof heeft bij dat oordeel betrokken de hoogte van het geldbedrag dat de verdachte heeft betaald voor deze ‘grap’, het feit dat zij de werkelijke gegevens van haar vriendin heeft verstrekt en de omstandigheid dat zij eerder een zelfde document heeft besteld op naam van haar man, die het bij zich droeg terwijl hij niet over een echt rijbewijs beschikte. Voorts is (de voorzijde van) het document een nabootsing van een origineel Pools rijbewijs.
De omstandigheid dat op de achterzijde in het Pools zou zijn vermeld dat het document niet als echt mag worden gebruikt, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af.
Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk uitlokken van het valselijk opmaken van een Pools rijbewijs, door op waarheid berustende personalia en andere gegevens aan te leveren, opdracht te geven tot het vervaardigen ervan en een geldbedrag te betalen voor de geleverde dienst. Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte, gelet op het hiervoor overwogene,
het oogmerk heeft gehad het document als echt en onvervalst door een ander te doen gebruiken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
een of meer - tot op heden onbekend gebleven - personen, in de periode van 1 juni 2017 tot en met
16 juni 2017 te Polen een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht,
te weten een Pools rijbewijs, met documentnummer [nummer], op naam gesteld van
[naam], geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats 2], Polen, valselijk heeft/hebben opgemaakt,
welk voren omschreven feit verdachte in de periode van 1 juni 2017 tot en met 16 juni 2017 te Alkmaar, opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van middelen en inlichtingen, te weten:
- door opzettelijk die onbekend gebleven perso(o)n(en) te benaderen en
- de opdracht te geven tot het maken van een (vals) Pools rijbewijs op naam gesteld van
[naam], geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats 2], Polen,
- het afgeven van een geldbedrag ter betaling van dat document,
- het beschikbaar stellen van personalia en een pasfoto teneinde deze op voornoemd document te plaatsen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijke uitlokking van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een ander identiteitsbewijs dat is afgegeven door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang, valselijk opmaken, door het verschaffen van middelen en inlichtingen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De raadsman heeft het hof verzocht in het kader van de straf (maat) rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke uitlokking van het door anderen c.q.
een ander vals opmaken van een Pools rijbewijs, met de kennelijke bedoeling dit document als echt
en onvervalst te doen gebruiken. Het hof acht dit een ernstig feit; met haar handelen heeft de verdachte de handel in en de verspreiding van valse documenten bevorderd en het vertrouwen geschaad dat in het maatschappelijk verkeer moet worden gesteld in de juistheid van een officieel identiteitsbewijs. Voorts
is men bij eventueel gebruik van een dergelijk vervalst document in het verkeer niet verzekerd, met alle gevolgen van dien voor andere weggebruikers.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 februari 2020
is zij in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en acht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van twee jaar, in beginsel passend
en geboden.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in dit geval in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, aangezien de zaak op 23 november 2018 voor het eerst bij het hof ter zitting is aangebracht - en door omstandigheden gelegen buiten de schuld van de verdachte niet inhoudelijk is behandeld - en het hof thans pas op 4 maart 2020 arrest wijst. Het hof zal ter compensatie van deze overschrijding de op te leggen straf matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. N.A. Schimmel en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 maart 2020.