Uitspraak
Onderzoek ter terechtzitting
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
DD92.004 en HR 20 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3444). De verdachte heeft echter eerst op 3 juni 2019 en dus te laat hoger beroep doen instellen.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg op 19 april 2019 bij verstek veroordeeld. De verdachte had binnen veertien dagen na deze uitspraak in hoger beroep moeten komen, maar heeft dit pas op 3 juni 2019 gedaan, wat te laat was. De verdediging stelde dat de overschrijding van de appeltermijn verschoonbaar was, omdat de verdachte ten tijde van de procedure in eerste aanleg op straat leefde en psychische problemen had. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep. Het hof overwoog dat de overschrijding van de termijn in de regel betekent dat de verdachte niet in het hoger beroep kan worden ontvangen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding verontschuldigbaar maken. Het hof vond echter niet aannemelijk dat de psychische gesteldheid van de verdachte zodanig was dat het verzuim om tijdig hoger beroep in te stellen niet aan hem kon worden toegerekend. De verdachte werd uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, maar het hof wees hem en zijn raadsman op de mogelijkheid om een gratieverzoek in te dienen bij de Koning.