ECLI:NL:GHAMS:2020:2427
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens gebrek aan opportune behandeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 augustus 2019 was gewezen. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens meermalen gepleegde diefstal. Het openbaar ministerie had op 22 augustus 2019 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Echter, tijdens de zitting op 8 juni 2020 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat hij de behandeling van de zaak in hoger beroep niet langer opportuun achtte. Dit leidde tot de conclusie dat de eerder ingediende grieven door het openbaar ministerie werden ingetrokken.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te beschermen belang meer was dat de voortzetting van de behandeling rechtvaardigde. Gelet op artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juni 2020, waarbij mr. P.C. Verloop niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.