ECLI:NL:GHAMS:2020:2708

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
23-000068-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verdachte in hoger beroep en vrijspraak wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 december 2015. De verdachte, geboren in de Bondsrepubliek Duitsland, was bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De volmacht voor het instellen van hoger beroep was abusievelijk naar het gerechtshof gestuurd in plaats van naar de rechtbank. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat de volmacht niet op de juiste wijze was ingediend. Het hof oordeelde echter dat de volmacht aan alle vereisten voldeed en dat de verdachte ontvankelijk was in zijn hoger beroep. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte op de tenlastegelegde datum wist dat hij ongewenst was verklaard. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000068-16
datum uitspraak: 13 oktober 2020
Niet gemachtigd raadsman verschenen
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-202066-15 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [geboortedag] 1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 september 2020.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Ontvankelijkheid in hoger beroep

De verdachte is bij vonnis van 7 december 2015 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden met aftrek van voorarrest. Blijkens de akte instellen hoger beroep is de volmacht tot het instellen van hoger beroep op 7 januari 2016 bij de griffie van de rechtbank binnengekomen. In de appelschriftuur van 7 januari 2016 wordt gesteld dat de verdachte op 11 december 2015 contact heeft opgenomen met zijn raadsman om te vragen wat er met de zitting is gebeurd. Een administratief medewerker van het kantoor van de raadsman heeft vervolgens op 14 december 2015 de volmacht tot het instellen van hoger beroep verstuurd, echter abusievelijk naar de griffie van het gerechtshof Amsterdam in plaats van naar die van de rechtbank Amsterdam.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de regel dat het hoger beroep enkel rechtsgeldig kan worden ingesteld bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, van openbare orde is en dat daaraan de hand moet worden gehouden. Er is enkel ruimte voor herstel als de verdachte dan wel zijn gemachtigd raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en heeft verklaard dat aan de verlening van de volmacht de wens van de verdachte ten grondslag lag om hoger beroep te doen instellen. Nu daar in dit geval geen sprake van is dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.
Het hof overweegt als volgt.
De volmacht van 12 december 2015 is door het kantoor van de raadsman op 14 december 2015 abusievelijk naar de griffie van het hof gefaxt, in plaats van naar die van de rechtbank. Het hof heeft geconstateerd dat de desbetreffende volmacht aan alle vereisten voldoet en ruim binnen de termijn voor het instellen van hoger beroep door de griffie van het hof is ontvangen. Mede gelet op de inhoud van de appelschriftuur gaat het hof er vanuit dat de volmacht is ingediend met het oog op het namens de verdachte rechtsgeldig -en tijdig- instellen van hoger beroep. Gelet op deze factoren is het hof van oordeel dat de verdachte ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Dat de akte instellen hoger beroep eerst
later, -na ommekomst van de hoger beroepstermijn- door de griffie van de rechtbank is opgemaakt doet daaraan niet af.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Vrijspraak

Blijkens het zich in het dossier bevindende ‘proces-verbaal sfeer’ zou de beschikking van de IND inhoudende de ongewenstverklaring van de verdachte op 27 augustus 2015 in persoon aan de verdachte zijn uitgereikt, ten blijke waarvan de verdachte een uitreikingsblad voor ontvangst zou hebben ondertekend. Dit uitreikingsblad waarnaar het ‘proces-verbaal sfeer’ verwijst, ontbreekt echter in het dossier. Het hof kan daarom niet op grond van dit brondocument vaststellen wat de inhoud van het uitreikingsblad was. Ook (overigens) ontbreekt informatie over de wijze waarop het betreffende besluit aan de verdachte is uitgereikt; in het bijzonder blijkt niet welke informatie daarbij aan de verdachte is verstrekt en of hierbij een tolk is ingeschakeld. Het hof kan derhalve niet met de voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte op de tenlastegelegde datum wist dat hij ongewenst was verklaard.
Gelet hierop is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. R.D. van Heffen en mr. J.J.J. Schols,
in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 oktober 2020.
=========================================================================
[…]