ECLI:NL:GHAMS:2020:2709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
23-002739-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake ongeldig rijbewijs en besturen motorrijtuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 4 juli 2019, waarin hij was veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De tenlastelegging betrof een incident op 8 april 2019 te Middenbeemster, waar de verdachte op de A7 als bestuurder van een personenauto reed, terwijl hij wist dat zijn rijbewijs niet geldig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd op proces-economische gronden en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, ondanks de beknoptheid van het proces-verbaal van de verbalisant. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken met een proeftijd van twee jaar. Het hof weegt mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat de ernst van de zaak vergroot. De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002739-19
datum uitspraak: 13 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-097784-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 april 2019 te Middenbeemster, gemeente Beemster terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de A7, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd wegens proces-economische redenen.

Bewijsoverweging

Voor het opmaken van het proces-verbaal van overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, heeft de verbalisantgebruik gemaakt van een zogenaamd miniproces-verbaal, een document met aangekruiste meerkeuzemogelijkheden. Met de raadsman is het hof van oordeel dat dit voor het strafbare feit in kwestie – een misdrijf – erg beknopt, zo niet minimalistisch is. Echter, in dit concrete geval ziet het hof in hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, noch ambtshalve, aanleiding te twijfelen aan de juistheid van dit op ambtseed opgemaakte proces-verbaal. Het hof zal dit dan ook betrekken bij de bewijsbeslissing.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 april 2019 te Middenbeemster, gemeente Beemster terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de A7, als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een door het bevoegd gezag, met het oog op de verkeersveiligheid, genomen beslissing.
De verdachte is bovendien blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 september 2020 meermalen eerder onherroepelijk veroordeeld wegens een soortgelijk feit, hetgeen het hof meeweegt in het nadeel van de verdachte.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met deze straf wordt enerzijds beoogd de ernst van het feit en de laakbaarheid van de recidive tot uitdrukking te brengen terwijl daarmee anderzijds wordt beoogd op effectieve wijze de verdachte
er van te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen.
In het voorgaande ligt besloten dat het hof de eis van de advocaat-generaal om een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen niet zal volgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. R.D. van Heffen en mr. J.J.J. Schols,
in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 oktober 2020.
========================================================================
[…]