ECLI:NL:GHAMS:2020:2769

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
23-000334-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De tenlastelegging betrof een incident op 20 september 2018 te Halfweg, waar de verdachte een auto bestuurde zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke overtredingen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een lagere of andere straf op te leggen dan door de politierechter was gedaan, mede gezien de proeftijd waarin de verdachte zich bevond en zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000334-19
datum uitspraak: 13 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-207085-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 juli 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 september 2018 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de Oude Haarlemmerstraatweg, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 september 2018 te Halfweg, gemeente Haarlemmerliede Ca, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de Oude Haarlemmerstraatweg, een motorrijtuig (personenauto) van de categorie waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht een geldboete (in termijnen) aan de verdachte op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe heeft hij onder meer aangevoerd dat het tenlastegelegde feit heeft plaatsgevonden in een periode waarin het niet goed ging met de verdachte, hij zijn leven inmiddels op de rit heeft en dat hij verantwoordelijk is voor de dagelijkse zorg van zijn hulpbehoevende vader. Voorts is gewezen op de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de omstandigheid dat de verdachte na onderhavig incident niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor maatregelen die van overheidswege worden getroffen door daartoe bevoegde instanties, bedoeld om de verkeersveiligheid te waarborgen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juli 2020 is hij eerder herhaaldelijk ter zake van overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 onherroepelijk veroordeeld. Het hof weegt deze omstandigheid in het nadeel van de verdachte bij de strafoplegging.
In hetgeen de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangevoerd in het kader van de strafmaat, ziet het hof geen aanleiding een lagere of ander soort straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte in een proeftijd loopt voor een ander feit, nog twee weken gevangenisstraf dient uit te zitten voor (onder meer) soortgelijke feiten, en de verdachte heeft aangegeven dat zijn broer de zorg voor zijn vader deels op zich heeft genomen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. W.F. Groos en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 augustus 2020.
=========================================================================
[…]