ECLI:NL:GHAMS:2020:279

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
23-003118-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling met betrekking tot een conflict op Snapchat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 9 augustus 2019 was vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten. De verdachte, geboren in 2001, was betrokken bij een mishandeling die voortkwam uit een conflict op Snapchat. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de kinderrechter. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die werd vernietigd. De kinderrechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van 10 dagen jeugddetentie bij niet-naleving. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke taakstraf geëist. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk heeft het hof besloten tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, met een proeftijd van twee jaren. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003118-19
Datum uitspraak: 23 januari 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer
13-130081-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door kinderrechter vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 januari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd, en met dien verstande dat onder bewijsmiddel 4 de woorden “Toen begon [naam]....toen weggegaan” worden vervangen door de woorden “Toen heb ik haar een klap gegeven in haar gezicht”.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, bij niet verrichten te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Zij is de confrontatie met het slachtoffer aangegaan naar aanleiding van een conflict dat is begonnen op Snapchat. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere malen tegen haar gezicht geslagen en tegen haar borst gestompt. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en haar pijn toegebracht.
Het hof acht een onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van tenminste 20 uren bij een dergelijk feit passend. Het hof houdt echter ten voordele van de verdachte rekening met een aantal omstandigheden. Het bewezenverklaarde feit dateert van ruim een jaar geleden. Ook is de verdachte sinds het bewezenverklaarde feit niet meer in aanraking gekomen met politie of justitie. Het hof houdt ook rekening met de door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep geschetste persoonlijke omstandigheden. Bovendien lijkt de verdachte inmiddels te hebben geleerd dat niet reageren op de nog immer aanhoudende berichten die vanuit het slachtoffer binnenkomen de beste oplossing is.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. N.A. Schimmel en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 januari 2020.