ECLI:NL:GHAMS:2020:2794
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding op basis van onschuldpresumptie en rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1995, die schadevergoeding vroeg op basis van de onschuldpresumptie en gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Het verzoekschrift was ingediend op 30 april 2020 en het Openbaar Ministerie heeft op 23 juni 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 22 september 2020 was verzoeker niet aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak, met parketnummer 23-001729-19, op 20 maart 2020 is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof overweegt dat de onschuldpresumptie grenzen stelt aan de beoordeling van het verzoek. De advocaat-generaal adviseerde tot afwijzing van het verzoek, maar het hof oordeelt dat er gronden van billijkheid zijn voor toekenning van een schadevergoeding van € 420,00 voor de ondergane verzekering en € 2.887,54 voor de kosten van rechtsbijstand. Het hof wijst het overige verzochte af en beveelt de onverwijlde betekening van de beschikking aan verzoeker. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.