In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Egypte in 1958 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vervalst reisdocument. De tenlastelegging betrof het bezit van een Egyptisch paspoort waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals of vervalst was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte had op 19 juni 2019 te Schiphol een paspoort aangeboden aan een medewerker van de Koninklijke Marechaussee, dat vervolgens door de afdeling Falsificaten als vervalst werd aangemerkt. De verdediging stelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de vervalsingen, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat het paspoort vervalst was, en dat hij het vertrouwen in de geldigheid van reisdocumenten had geschaad. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof baseerde de straf op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en volgde de oriëntatiepunten voor strafoplegging in soortgelijke zaken.