ECLI:NL:GHAMS:2020:2811
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- K.J. Veenstra
- J.J.I. de Jong
- J.H.C. van Ginhoven
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late instelling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder op 6 mei 2019 veroordeeld bij verstek, omdat hij niet was verschenen op de zitting. De dagvaarding was op 28 februari 2019 aan de griffier uitgereikt en een afschrift was naar het door de verdachte opgegeven adres in Groot-Brittannië gestuurd. De vader van de verdachte heeft op 9 maart 2019 namens hem gereageerd op de dagvaarding, maar de verdachte zelf is niet verschenen op de zitting. Volgens artikel 408, eerste lid, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering had de verdachte binnen veertien dagen na de veroordeling in hoger beroep moeten komen. Echter, het hoger beroep is pas op 12 september 2019 ingesteld, wat te laat is. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters K.J. Veenstra, J.J.I. de Jong en J.H.C. van Ginhoven, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2020.