ECLI:NL:GHAMS:2020:3014

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
23-003634-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van verdovende middelen en hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Iran en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor de invoer van verdovende middelen en hennepteelt. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid codeïne, morfine, thebaïne en (versneden) opium in Nederland, alsook het telen van hennepplanten en het wegnemen van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 58 maanden, maar het hof heeft de straf verlaagd naar 52 maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan ernstige drugsmisdrijven, waarbij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen en de teelt van hennepplanten in zijn woning betrokken waren. Het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is, gezien de maatschappelijke impact van dergelijke delicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003634-19
datum uitspraak: 23 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-081423-19 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1976,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 en 23 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Feit 1
primairhij op of een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 maart 2019 tot en met 5 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of Iran tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 onder 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne en/of morfine en/of thebaïne en/of (versneden) opium zijnde codeïne en/of morfine en/of thebaïne en/of (versneden) opium een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 maart 2019 tot en met 5 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Rotterdam, althans in Nederland en/of Iran, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 onder 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne en/of morfine en/of thebaïne en/of (versneden) opium zijnde codeïne en/of morfine en/of thebaïne en/of (versneden) opium een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) trachtten te verschaffen en/of - (daartoe) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het feit, immers, heeft/hebben/zijn verdachte(n) en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s), (telkens) - (meermalen) met elkaar (telefonisch) contact gehad omtrent de invoer van voornoemde verdovende middelen en/of - (meermalen) afspraken gemaakt omtrent de invoer van voornoemde verdovende middelen en/of - (meermalen) ontmoetingen en/of besprekingen gehad omtrent de invoer van voornoemde verdovende middelen en/of - een voertuig gehuurd (om een zending inhoudende voornoemde verdovende middelen (verder) te vervoeren) en/of - zich naar Schiphol begeven (om een zending inhoudende voornoemde verdovende middelen in ontvangst te nemen) en/of - gereedschap aangeschaft om de verdovende middelen uit de zending te verwijderen en/of - papieren (waarmee de zending inhoudende verdovende middelen in ontvangst genomen kon worden) voorhanden heeft gehad;
Feit 2primairhij op of omstreeks 5 april 2019 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 5 april 2019 te Rotterdam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres]) een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 5 april 2019 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
Feit 3hij op of omstreeks 5 april 2019 te Rotterdam, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
primairhij op of een of meer tijdstippen in de periode van 31 maart 2019 tot en met 5 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende codeïne, morfine, thebaïne en (versneden) opium;
Feit 2primairhij op 5 april 2019 te Rotterdam opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt (in een pand aan de [adres]) een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3hij op 5 april 2019 te Rotterdam, een hoeveelheid elektriciteit, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 58 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 52 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal is daarbij uitgegaan van een bewijsbare hoeveelheid verdovende middelen van 24,9 kilogram.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat in de boiler 14 pakketten zaten. Daarvan zijn slechts 7 pakketten, met een totaal gewicht van 12,63 kilogram, onderzocht. Alleen ten aanzien van die hoeveelheid kan worden aangenomen dat het om de in de bewezenverklaring vermelde stoffen ging. De raadsman heeft in strafverminderende zin verzocht om bij de strafoplegging uit te gaan van die hoeveelheid. Daarnaast worden volgens de raadsman in soortgelijke zaken waarin grotere hoeveelheden worden ingevoerd, lagere straffen opgelegd dan in eerste aanleg aan de verdachte is gedaan. De raadsman heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Reclassering Nederland zijn geadviseerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen met anderen, schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van verdovende middelen. De pakketten met de verdovende middelen zaten verstopt in een boiler. In deze boiler zijn
14 pakketten aangetroffen. Deze pakketten zagen er allemaal hetzelfde uit. Er waren geen pakketten met afwijkende of opvallende vormen. Gelet hierop acht het hof de geteste monsters uit de helft van de aangetroffen pakketten voldoende representatief voor de vaststelling dat de gehele aangetroffen partij bestond uit codeïne, morfine, thebaïne en (versneden) opium met verpakkingsmiddelen. Het hof gaat derhalve, evenals de rechtbank en de advocaat-generaal, uit van een hoeveelheid verboden verdovende middelen van ongeveer 24,9 kilogram.
De stoffen die in de pakketten zijn aangetroffen zijn schadelijk voor de gezondheid van personen. De ingevoerde hoeveelheid was zodanig dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in deze verdovende middelen gaan veelal gepaard met vele andere vormen van ernstige criminaliteit. In geval van invoer van dergelijke hoeveelheden verdovende middelen past slechts een onvoorwaardelijke detentiestraf van aanzienlijke duur.
Voorts heeft de verdachte hennepplanten geteeld in zijn woning en ten behoeve van die hennepteelt een hoeveelheid stroom weggenomen. Daarbij heeft de verdachte zich niet bekommerd om de gevaarzetting die hennepteelt in woningen met zich brengt of om het feit dat ook de handel in softdrugs vaak maatschappelijk onwenselijke effecten en nevencriminaliteit tot gevolg heeft. Bij het plegen van deze feiten heeft de verdachte kennelijk alleen het oog gehad op zijn eigen financieel gewin.
In de door de verdachte aangevoerde omstandigheden dat hij door gokschulden is gekomen tot het plegen van de onderhavige feiten ziet het hof geen aanleiding om tot matiging van de straf te komen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte blijkens zijn strafblad eerder onherroepelijk voor drugsdelicten is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
52 (tweeënvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. R.D. van Heffen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 oktober 2020.
=========================================================================
[…]