ECLI:NL:GHAMS:2020:3152

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
23-002137-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van andermans goed

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een auto die toebehoorde aan een benadeelde partij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 februari 2019 in Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, de auto heeft beschadigd door met een skateboard op het dak te slaan en op de motorkap te springen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van zestien uren, maar het hof heeft de straf aangepast op basis van de psychische conditie van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte psychotisch was ten tijde van het delict en heeft besloten om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om zijn leven te verbeteren.

Daarnaast heeft de benadeelde partij een vordering tot schadevergoeding ingediend voor materiële schade, die door het hof gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij recht heeft op een schadevergoeding van € 1.645,60, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, en heeft de aanvangsdatum van de wettelijke rente vastgesteld op 19 februari 2019. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters F.M.D. Aardema, R.D. van Heffen en J.W.P. van Heusden aanwezig waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002137-19
datum uitspraak: 11 november 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-069479-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2019 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 februari 2019 in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan
[benadeelde], heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van zestien uren (subsidiair acht dagen vervangende hechtenis).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht de door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf in voorwaar-delijke vorm op te leggen omdat er aanwijzingen zijn dat de verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit psychotisch was, met dien verstande dat raadsman daarbij niet heeft bepleit dat de verdachte (naar het hof begrijpt: ten tijde van het bewezenverklaarde) volledig ontoerekeningsvatbaar moest worden geacht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een personenauto. De verdachte wilde een lift naar Hillegom en heeft daarom geprobeerd meerdere auto’s staande te houden. Daarbij heeft hij onder meer zijn skateboard op het dak van de auto van de aangever gegooid en is hij op de motorkap van diens auto gesprongen waardoor schade is ontstaan. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte geen respect getoond voor het eigendom van een ander.
Gelet op de ernst van het feit en in aanmerking genomen dat de aangever ook daadwerkelijk geschokt was door het handelen van de verdachte, zou in deze zaak in beginsel oplegging van een onvoorwaar-delijke taakstraf, zoals die in eerste aanleg aan de verdachte is opgelegd en zoals is gevorderd door de advocaat-generaal, gerechtvaardigd zijn.
In strafmatigende zin houdt het hof echter rekening met het volgende. Uit het reclasseringsadvies van
16 mei 2019 komt naar voren dat de verdachte sinds 2018 verschillende keren opgenomen is geweest in verband met psychische problematiek in de vorm van psychoses. In de periode voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit was sprake van oplopende spanning. Aansluitend aan de aanhouding voor het onderhavige feit is de verdachte opgenomen in Zuiderpoort in Haarlem, een gesloten afdeling van GGZ Ingeest, waar hij twee weken heeft verbleven.
De kwetsbare psychische conditie van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde, zoals die uit het bovenstaande en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken, leidt het hof tot de conclusie dat het bewezenverklaarde de verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend. Dit heeft een sterk matigend effect op de hoogte van de op te leggen straf.
Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het op dit moment beter met hem gaat. Hij heeft mentaal meer rust en volgt EMDR-therapie om een trauma te verwerken.
Alles afwegende zal het hof daarom een taakstraf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen, waarmee enerzijds wordt beoogd de verdachte in de gelegenheid te stellen de positieve ontwikkelingen in zijn leven voort te zetten, terwijl daarmee anderzijds wordt beoogd hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.757,11 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.792,11. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Blijkens de bij de vordering als bijlage gevoegde ‘schadecalculatie’ van schade-expert ‘Exponed’ bestaat de vordering uit de volgende schadeposten [1] :
Arbeidsloon (totaalbedrag): € 750,00
Spuitwerk (totaalbedrag): € 1.775,00
Onderdelen (verschillende) : € 1406,50
_________
Totaalbedrag exclusief BTW: € 3931,50
Totaalbedrag inclusief BTW 21% € 4757,11
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht dient te worden opgelegd.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat uitsluitend de schade aan het dak (krassen) en de motorkap voor vergoeding in aanmerking komen. Het causale verband tussen het tenlastegelegde en de schade wordt voor het overige betwist. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat – indien het hof tot een hoger schadebedrag komt – verder alleen de schade zoals beschreven is in de aangifte voor vergoeding in aanmerking komt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden ter hoogte van € 1.645,60 [2] . Het hof baseert de hoogte van het voor vergoeding in aanmerking komende bedrag op de door de benadeelde partij verstrekte stukken en de inhoud van het dossier en overweegt daarbij als volgt:
Ad. 1 (arbeidsloon)
Ten aanzien van het arbeidsloon acht het hof de kostenpost dak herstellen voldoende onderbouwd. Dit betekent dat voor vergoeding in aanmerking komt het hiervoor gevorderde bedrag groot € 75,00 (exclusief btw).
Ten aanzien van de kostenpost
‘de-/montage t.b.v. spuitw de-/monteren’, groot € 675,00 overweegt het hof dat niet aanstonds kan worden vastgesteld dat deze in direct verband staat tot het (bewezenverklaarde) handelen van de verdachte. Meer in het bijzonder blijkt niet dat deze kosten in verband staan met de hieronder genoemde, voor vergoeding in aanmerking komende kostenposten voor spuitwerk. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in de vordering worden ontvangen en de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ad. 2 (spuitwerk)
Het hof acht de kosten van het deksel
(het hof begrijpt naar aanleiding van de mededeling van de gemachtigde van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep: van de motorkap)en het dak voldoende onderbouwd. Dit betekent dat voor vergoeding in aanmerking komt de kostenpost spuitwerk motorkap (groot € 350,00) en dak (groot € 400,00), (in totaal) groot € 750,00 (exclusief btw).
Met betrekking tot de overige kostenposten die onder ‘spuitwerk’ zijn ondergebracht is onduidelijk of er een causaal verband is tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in de vordering worden ontvangen en de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ad. 3 (onderdelen)
Het hof acht de kostenpost onderdelen glazen schuifdak voldoende onderbouwd. Dit betekent dat voor vergoeding hiervoor in aanmerking komt een bedrag, groot € 535,00 (exclusief btw).
Met betrekking tot de overige kostenposten die onder ‘onderdelen’ zijn ondergebracht is onduidelijk of er een causaal verband is tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Nader onderzoek hiernaar zou een onevenredige belasting voor het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet in de vordering worden ontvangen en de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Slotsom
De verdachte is tot vergoeding van de schade tot het hierboven reeds genoemde totaalbedrag van
(€ 1.360,00 exclusief BTW, dat is) € 1.645,60 inclusief 21% btw gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente komt eveneens voor toewijzing in aanmerking. De benadeelde partij zal in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard nu nader onderzoek naar de betreffende kostenposten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
16 (zestien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.645,60 (duizend zeshonderdvijfenveertig euro en zestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.645,60 (duizend zeshonderdvijfenveertig euro en zestig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 19 februari 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. R.D. van Heffen en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 november 2020.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Deze bedragen zijn
2.Dit bedrag is