ECLI:NL:GHAMS:2020:3153

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
23-001440-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 22 juni 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in België in 1998, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de zitting op 28 oktober 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De verdachte had op 23 oktober 2020 een akte ingediend waarin zij aangaf het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof oordeelde dat, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen, de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was. Desondanks leidde het hof uit de akte af dat de verdachte haar bezwaren tegen het vonnis niet langer wenste te handhaven. Het hof concludeerde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigde.

Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, zoals bepaald in artikel 416, tweede lid, Sv. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Het arrest is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. R.D. van Heffen, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001440-20
datum uitspraak: 28 oktober 2020
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer
15-060362-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1998,
adres volgens akte intrekken hoger beroep: [adres]

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 oktober 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering (Sv).

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 23 oktober 2020 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven. Intrekking van het hoger beroep was niet meer mogelijk, nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep reeds op een eerdere zitting van het hof was aangevangen. Het hof leidt evenwel uit de akte intrekking van het hoger beroep af dat de verdachte haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. Nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. R.D. van Heffen en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 oktober 2020.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.