ECLI:NL:GHAMS:2020:3155

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
23-004511-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in hoger beroep gegaan tegen een eerder vonnis, maar verscheen niet ter terechtzitting. Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding in hoger beroep niet op de juiste wijze aan de verdachte was betekend. De akte van uitreiking voldeed niet aan de wettelijke eisen, omdat belangrijke informatie ontbrak, zoals de handtekening van de ontvanger en details over de identificatie van de ontvanger. Dit is van cruciaal belang, aangezien het recht van de verdachte om aanwezig te zijn bij zijn berechting in het geding is. Het hof concludeert dat de dagvaarding nietig is, omdat de verdachte niet op de voorgeschreven wijze was opgeroepen. De beslissing van het hof is dat de dagvaarding in hoger beroep nietig wordt verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004511-18
datum uitspraak: 28 oktober 2020
NIET VERSCHENEN
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-135633-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
28 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van het standpunt van de advocaat-generaal, inhoudende dat de dagvaarding van de verdachte voor deze terechtzitting in hoger beroep op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is betekend.

Geldigheid van de dagvaarding in hoger beroep

Het hof stelt op basis van de door de advocaat-generaal overgelegde betekeningsstukken van de dagvaarding in hoger beroep het volgende vast. Het huidige BRP-adres van de verdachte is sinds
1 augustus 2018 [adres]. De dagvaarding om vandaag ter terechtzitting te verschijnen is op 11 september 2020 op de voet van artikel 36e, tweede lid aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgereikt aan een ander op voornoemd adres die heeft beloofd de brief onmiddellijk aan de geadresseerde te geven. Als voorletter en naam van de ontvanger zijn op de akte van uitreiking ingevuld: [naam]. Het tekstvak dat is bedoeld voor de handtekening van de ontvanger, het soort legitimatie en het nummer van de legitimatie zijn niet ingevuld. In de aanvulling op de akte van uitreiking is – behoudens dat gevraagd is naar de naam van de ontvanger en dat deze bevestigde woonachtig te zijn op voornoemd adres – voorts niets aangekruist bij “nadere informatie over de wijze waarop de bezorger zich heeft vergewist van de identiteit van de ontvanger”, zoals bedoeld is in artikel 36h lid 1 onder d Sv. Meer in het bijzonder is niet gebleken dat op de voet van het derde lid van artikel 36h Sv gepoogd is de identiteit van de ontvanger vast te stellen aan de hand van een identiteitsbewijs. Naar het oordeel van het hof is de akte van uitreiking derhalve niet (volledig) ingevuld naar de eisen zoals daaraan, bij of krachtens de wet, mogen worden gesteld.
De eisen die worden gesteld aan de betekening van gerechtelijke mededelingen zijn van wezenlijk belang, omdat deze nauw samenhangen met het recht van de verdachte om bij zijn berechting aanwezig te zijn. Nu niet aan alle daartoe gestelde vereisten is voldaan en er ook anderszins geen aanwijzingen zijn dat de dag van de terechtzitting in hoger beroep de verdachte tevoren bekend was, is het hof van oordeel dat de dagvaarding om in hoger beroep op de terechtzitting te verschijnen niet op de bij de wet voorgeschreven wijze aan de verdachte is uitgereikt. Nu de verdachte – die in hoger beroep niet wordt bijgestaan door een advocaat – niet ter terechtzitting is verschenen, dient de dagvaarding gelet op het vorenoverwogene nietig te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. R.D. van Heffen en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 oktober 2020.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.