Uitspraak
Onderzoek van de zaak
20 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor mishandeling van de turnleraar van zijn zoontje, [benadeelde]. De tenlastelegging betrof het stompen van [benadeelde] in de buik op of omstreeks 8 juni 2018 te Purmerend. Tijdens de zitting heeft de verdachte ontkend de mishandeling te hebben gepleegd en verklaard dat de rode plekken op de buik van [benadeelde] mogelijk het gevolg waren van een incident met een deurklink. Het hof heeft het dossier zorgvuldig bestudeerd en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De advocaat-generaal en de verdediging hadden beide vrijspraak bepleit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij, [benadeelde], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.