ECLI:NL:GHAMS:2020:3253

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
23-003157-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na mishandeling in Purmerend

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor mishandeling van de turnleraar van zijn zoontje, [benadeelde]. De tenlastelegging betrof het stompen van [benadeelde] in de buik op of omstreeks 8 juni 2018 te Purmerend. Tijdens de zitting heeft de verdachte ontkend de mishandeling te hebben gepleegd en verklaard dat de rode plekken op de buik van [benadeelde] mogelijk het gevolg waren van een incident met een deurklink. Het hof heeft het dossier zorgvuldig bestudeerd en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De advocaat-generaal en de verdediging hadden beide vrijspraak bepleit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij, [benadeelde], niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003157-18
datum uitspraak: 20 november 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 augustus 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-123427-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2018 te Purmerend, [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] tweemaal, althans eenmaal, in zijn buik te stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken. De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Ook naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op 8 juni 2018 is de verdachte naar de turnzaal aan de [straat] in Purmerend gegaan om verhaal te halen bij aangever [benadeelde], de turnleraar van zijn zoontje. Aldaar heeft in de kleedkamer een woordenwisseling plaatsgevonden. [benadeelde] heeft verklaard dat de verdachte hem tijdens de woordenwisseling twee stompen in zijn buik gaf. De verdachte heeft dit ontkend. Hij heeft in dit verband verklaard dat de rode plekken die naderhand bij [benadeelde] op zijn buik zijn geconstateerd, kunnen zijn ontstaan doordat [benadeelde] bij het wegglippen door de deur van de kleedkamer die de verdachte wilde dichthouden in aanraking is gekomen met de deurklink.
Het hof is van oordeel dat het dossier geen bewijsmateriaal bevat dat ontegenzeggelijk doorslaggevend kan zijn bij de beantwoording van de vraag of [benadeelde] door de verdachte in de buik is gestompt. De bij de raadsheer-commissaris gehoorde getuigen [getuige] en de politieambtenaar [verbalisant] kunnen op dat punt geen uitsluitsel geven en de enkele omstandigheid dat de aangever rode plekken had op zijn buik maakt het voorgaande niet anders, nu het letsel ook op een andere manier kan zijn ontstaan, in het bijzonder op de wijze zoals door de verdachte verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M.L.M. van der Voet en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2020.