ECLI:NL:GHAMS:2020:3359

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
23-001100-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van identiteitsvaststelling en vernieling van een scooter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een scooter die toebehoorde aan [benadeelde] op 26 maart 2018 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 november 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voorstelde, en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de identiteit van de verdachte vast te stellen, aangezien er geen officieel document was dat zijn identiteitsgegevens bevestigde. De verdachte ontkende bovendien ter plaatse te zijn geweest op het moment van de vernieling. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. Tevens is de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde. Het hof heeft bepaald dat de kosten voor de benadeelde partij en de verdachte ieder voor hun eigen rekening komen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak van een correcte identiteitsvaststelling in strafzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001100-20
datum uitspraak: 14 december 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-204221-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 november 2020.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Vrijspraak

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de identiteit van de persoon die op 26 maart 2018 in Amsterdam de scooter van [benadeelde] heeft vernield op basis van het voorliggende dossier niet met de voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Daarbij is in het bijzonder van belang dat uit het dossier niet blijkt dat de identiteitsgegevens van de persoon die door de politie is aangesproken nadat de scooter was omgegooid en toen kennelijk de personalia van de verdachte heeft opgegeven, zijn vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs of een ander relevant (officieel) document, terwijl de verdachte zelf steeds heeft ontkend dat hij op dat moment ter plaatse is geweest. Aldus kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.527,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen en mitsdien in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering moet worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 30 november 2018 (CJIB-nummer 8132 5420 0343 2721).
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. S. Abelsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 december 2020.
=========================================================================
[…]