In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van diefstal van een autowiel op 16 augustus 2019 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, namelijk het wegnemen van een autowiel dat toebehoorde aan een benadeelde partij. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde werd niet uitgesloten door enige omstandigheid, en het hof concludeerde dat de verdachte strafbaar was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de verdediging om een taakstraf vroeg. Het hof legde uiteindelijk een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging nam. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal in de nacht, wat getuigde van egocentrisme en brutaliteit. Het hof hield rekening met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor woninginbraak en andere vermogensdelicten. Ondanks de hartproblemen van de verdachte, oordeelde het hof dat dit niet leidde tot een andere strafoplegging. De op te leggen straf was gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.