ECLI:NL:GHAMS:2020:3456

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
23-003639-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging en bedreiging van ex-partner en gezinsmanager

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Hongarije in 1973, was aangeklaagd voor belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], en een gezinsmanager, [slachtoffer 2]. De tenlastelegging omvatte stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] door herhaaldelijk ongewenst contact met haar op te nemen, en bedreigingen aan het adres van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] voldoende was aangetoond door de aard, duur, frequentie en intensiteit van zijn gedragingen. De verdachte had in een periode van vijftien maanden herhaaldelijk dreigende berichten gestuurd, wat leidde tot grote impact op het leven van het slachtoffer en haar dochter. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van acht maanden op, die voorwaardelijk werd opgelegd met bijzondere voorwaarden, waaronder contactverboden met de slachtoffers. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, en de noodzaak van speciale preventie om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003639-19
datum uitspraak: 17 december 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-110878-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (zijn ex-vriendin) [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode herhaaldelijk, althans meerdere malen, (dreigend) voornoemde [slachtoffer 1] telefonisch en/of schriftelijk (ongewenst) benaderd;

2.hij op of omstreeks 1 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (medewerker Jeugdbescherming Regio Amsterdam), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (per emailbericht) dreigend de woorden toegevoegd: "nazis, you gonna die for what you have done. I will find you and fucking turn your inside out. Piece of shit cunts", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de kwalificatie en de strafoplegging tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe, kort samengevat, aangevoerd dat het handelen van de verdachte niet kan worden aangemerkt als een
stelselmatige inbreukop de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1].
Het hof overweegt als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (vgl. HR 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3626).
Uit de inhoud van de te bezigen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van het hof dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster [slachtoffer 1] – naar objectieve maatstaven bezien – zodanig zijn geweest dat zonder meer van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer kan worden gesproken. Daarbij betrekt het hof nog in het bijzonder dat de verdachte de aangeefster ook diverse berichten heeft gestuurd met een buitengewoon dreigende, intimiderende en onthutsende inhoud, waaronder:
“You will never be safe. Best part, you know it. You know that day will come.” (p. 112),
“I just hope your mother will live it. To feel it.” (p. 117),
“You cant hide forever (...). If you don’t give her back, pray i wont find you before her” (p. 115),
“She will lead me to you, eventually. You will be sorry. My rage is beyond humane” (p. 116),
en “So, ladies. As we agreed, if you don’t give my offspring back, i will take it into my hands. The time has come. You had you chances. Eye for an eye. You put me into a very dark place, but you are both coming with me.” (p. 146).
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 november 2017 te Amsterdam, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (zijn ex-vriendin)

[slachtoffer 1], met het oogmerk voornoemde [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode herhaaldelijk (dreigend) voornoemde [slachtoffer 1] telefonisch en schriftelijk (ongewenst) benaderd;

2.hij op 1 november 2017 te Amsterdam, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (medewerker Jeugdbescherming Regio Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (per e-mail) dreigend de woorden toegevoegd: "nazis, you gonna die for what you have done. I will find you and fucking turn your inside out. Piece of shit cunts".

Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op ten aanzien van [slachtoffer 1]:
de eendaadse samenloop van
belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op ten aanzien van [slachtoffer 2]:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om, in geval van een veroordeling voor beide tenlastegelegde feiten, ter zake van de belaging toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte voor het andere feit een geldboete op te leggen. Daarnaast heeft zij het hof verzocht om in ieder geval niet een contactverbod met zijn ex-partner [slachtoffer 1] als bijzondere voorwaarde te stellen, omdat een dergelijk verbod een omgangsregeling met hun gezamenlijke dochter in de toekomst onmogelijk zou maken, aldus de raadsvrouw.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin, tevens de moeder van zijn dochter. In een periode van vijftien maanden heeft hij veelvuldig telefonisch contact met haar gezocht en haar een reeks aan sms-berichten en e-mails gestuurd om haar te dwingen contact met hem te onderhouden en – bovenal – toe te staan dat hij omgang zou krijgen met hun beider dochter. Een groot deel van de door hem gestuurde berichten had een buitengewoon dreigend en intimiderend karakter. Het gedrag van de verdachte heeft een grote impact gehad op het leven van het slachtoffer en hun dochter. De dreiging die van de verdachte uitging was zelfs van zodanige aard dat het slachtoffer zich genoodzaakt heeft gezien uit haar woonplaats te vertrekken en met een haar dochter elders onder een andere identiteit een nieuw leven op te bouwen. Het slachtoffer en haar nog jonge dochter zullen zich nog lang met de (psychische) gevolgen van deze gebeurtenissen geconfronteerd zien. Daarbij komt dat dergelijke feiten bijdragen aan de in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Voorts heeft de verdachte de bij het gezin betrokken gezinsmanager van de jeugdbescherming met de dood bedreigd. Zij deed haar werk in het belang en ter bescherming van de dochter van de verdachte. Dat dit niet het door de verdachte gewenste resultaat opleverde, had hij grotendeels aan zichzelf te danken. Bovendien vormt dit geen enkele rechtvaardiging voor zijn gedrag. Hij heeft zich niets gelegen laten liggen aan (vriendelijke) verzoeken vanuit de jeugdbescherming en evenmin aan een hem opgelegd pandverbod. De bedreiging heeft grote gevolgen gehad op het persoonlijke en professionele leven van dit slachtoffer, vooral omdat die is gedaan in een context van alsmaar toenemende frustratie en agressie bij de verdachte over het niet kunnen zien van zijn dochter, waarvoor hij de gezinsmanager mede verantwoordelijk hield. Zo is op de terechtzitting in hoger beroep van 3 december 2020 duidelijk geworden dat zij als gevolg van verdachte’s handelen niet in staat is haar eerdere functie als gezinsmanager nog uit te uitoefenen en dat ook haar eigen gezinsleven onder dit alles geleden heeft. Het hof acht dit bijzonder kwalijk.
Bezien van vanuit het strafdoel van vergelding zou, gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ettelijke maanden zonder meer passend kunnen worden geacht. Toch zal het hof daar niet voor kiezen, omdat het van oordeel is dit geval het strafdoel van speciale preventie bepalend moet zijn, en wel in verband met het volgende.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat het nog altijd zijn wens is het contact met zijn dochter te herstellen en dat hij van plan is daartoe stappen te zetten. Daar niet uit te sluiten is dat de weg naar een mogelijk contactherstel bij de verdachte tot frustraties zal leiden en gelet op het door de verdachte geuite wantrouwen jegens (hulpverlenende) instanties die belast zijn met toezicht op en bescherming van zijn dochter, acht het hof de kans op herhaling zeker niet ondenkbeeldig. Dit geldt temeer nu de verdachte er tot op heden niet voor heeft willen kiezen professionele hulp te zoeken voor zijn sterke neiging tot externaliseren en de (verbale) boosheid die hij – ook naar eigen zeggen – in zich bergt. Hij vertrouwt er op dat zijn huidige partner hem in voorkomend geval in toom weet te houden. Om de verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst van elke voor de slachtoffers bedreigende activiteit (en overige strafbare feiten) dient te onthouden, acht het hof – alles afwegend – oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te noemen duur noodzakelijk. Aan die voorwaardelijke straf zullen als bijzondere voorwaarden contactverboden met zijn ex-partner en de gezinsmanager worden verbonden en daarbij zal – in hun belang – een relatief lange proeftijd worden vastgesteld. Anders dan de raadsvrouw vermag het hof niet in te zien waarom een contactverbod met zijn ex-partner in de weg zou staan aan een
mogelijkherstel van het contact tussen de verdachte en hun beider dochter, nu het contact ten behoeve van een omgangsregeling via derden kan verlopen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1].
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2].
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.J.J. Schols, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 december 2020.