In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 juli 2019, waarin de rechtbank het beroep tegen de aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier had op 31 mei 2018 aanslagen opgelegd voor verschillende onroerende zaken van belanghebbende, die in totaal een bedrag van € 2.000,00 overschreed. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar handhaafde de aanslagen bij uitspraak van 19 juli 2018. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 1 juli 2019 ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, dat op 25 november 2020 ter zitting is behandeld.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft in zijn uitspraak van 2 december 2020 geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat belanghebbende als ingezetene wordt aangemerkt en dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. Het Hof heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en bevestigd dat de aanslagen niet leiden tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de door belanghebbende aangevoerde overlast van de buurman niet kan worden opgelost via het belastingrecht. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en belanghebbende is in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.