ECLI:NL:GHAMS:2020:374

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
200.210.201/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onrechtmatige daad en verzoek tot aanvulling van arrest

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, hierna aangeduid als [X], heeft het hof verzocht om aanvulling van een eerder arrest van 21 januari 2020, waarin het hof had geoordeeld dat de vorderingen van [X] tegen de geïntimeerden, Groza B.V. en Aktua Vastgoed B.V., niet konden worden toegewezen. In zijn verzoek stelde [X] dat het hof niet gemotiveerd had beslist over een onderdeel van zijn vordering, namelijk de verklaring voor recht dat de geïntimeerden onrechtmatig jegens hem hadden gehandeld.

De advocaat van [X], mr. M. Buitelaar, heeft in een brief van 27 januari 2020 het hof verzocht om deze aanvulling. De advocaten van de geïntimeerden, mr. F.J. van Velsen en mr. E.A.L. van Emden, hebben echter betoogd dat het verzoek niet gericht was tegen hen en dat het hof wel degelijk op de vordering had beslist. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de stellingen van [X] grotendeels waren verworpen en dat het bestaan en de omvang van schade niet konden worden vastgesteld. Het hof heeft geconcludeerd dat de vorderingen tegen Groza c.s. niet konden worden toegewezen, inclusief de gevorderde verklaring voor recht.

In het dictum van het arrest heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd en het verzoek tot aanvulling van [X] afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit de rechters J.W. Hoekzema, J.F. Aalders en C.H.A.M. ten Dam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.210.201/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/15/219748 HA ZA 14-574
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 februari 2020
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. M. Buitelaar te Naaldwijk,
tegen

1.GROZA B.V.,

gevestigd te Haarlem,
2. AKTUA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Heemstede,
advocaat: mr. F.J. van Velsen te Haarlem,

3.[naam maatschap] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. [de notaris] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.L. van Emden te ’s Gravenhage.
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant zal hierna [X] worden genoemd en geïntimeerden onder 1 en 2 gezamenlijk Groza c.s. en geïntimeerden onder 3 en 4 gezamenlijk [geïntimeerden]
Het hof heeft in deze zaak op 21 januari 2020 een arrest uitgesproken. Bij brief van 27 januari 2020 heeft mr. Buitelaar zich namens [X] op het standpunt gesteld dat het hof heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde en het hof verzocht tot aanvulling van het arrest over te gaan. Bij e-mailbericht van 28 januari 2020 heeft mr. Van Emden zich namens [geïntimeerden] op het standpunt gesteld dat het verzoek uitsluitend betrekking heeft op het geschil tussen [X] en Groza c.s. en dat het niet is gericht tegen [geïntimeerden] , zodat laatstgenoemden buiten dit verzoek staan.
Bij e-mailbericht van 30 januari 2020 heeft mr. Van Velsen zich namens Groza c.s. verzet tegen toewijzing van dit verzoek omdat het hof wel degelijk op de vordering heeft beslist.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het hof op zijn vordering geformuleerd onder I van zijn memorie van grieven niet gemotiveerd heeft beslist. Deze vordering luidt als volgt:
dat het hof […] voor recht zal verklaren dat geïntimeerden jegens [X] onrechtmatig hebben gehandeld, althans jegens hem toerekenbaar tekort zijn geschoten [..].
[X] stelt belang te hebben bij een beslissing dat geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld jegens hem zodat hij de mogelijkheid heeft om in een later stadium een beslissing tot vergoeding van de schade aan de rechter voor te leggen.
2.2
Het hof heeft in het arrest van 21 januari 2020 de verschillende stellingen besproken die [X] ten grondslag heeft gelegd aan zijn standpunt dat geïntimeerden onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld. Die stellingen zijn grotendeels verworpen. Verder is het hof tot het oordeel gekomen dat op grond van hetgeen [X] heeft aangevoerd het bestaan en de omvang van schade niet kan worden vastgesteld. Het hof heeft daaraan in rov. 3.27 de gevolgtrekking verbonden dat de vorderingen tegen Groza c.s. niet kunnen worden toegewezen, daaronder dus begrepen de gevorderde verklaring voor recht.
Ten aanzien van [geïntimeerden] heeft het hof in rov. 3.38 geoordeeld dat de vorderingen jegens hen evenmin kunnen worden toegewezen.
2.3
Het dictum luidt dat het bestreden vonnis, waarin de bedoelde verklaring voor recht ook reeds was afgewezen, wordt bekrachtigd.
2.4
Uit het voorgaande volgt dat het hof op de vordering onder I gemotiveerd heeft beslist. Het hof zal daarom aan het verzoek van [X] tot aanvulling geen gevolg geven.

3.Beslissing

Het hof:
wijst het verzoek tot aanvulling af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, J.F. Aalders en C.H.A.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2020.