In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, te vervangen door 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, wegens het niet naleven van een door de burgemeester van Amsterdam gegeven gebiedsverbod. De Hoge Raad der Nederlanden had eerder het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 22 september 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord. De verdachte had zich op 13 mei 2014 niet gehouden aan het gebiedsverbod dat hem was opgelegd, wat leidde tot de tenlastelegging van opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Het hof oordeelde dat het bewijs, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de opsporingsambtenaren, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde opnieuw een voorwaardelijke taakstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels waren gestabiliseerd. De op te leggen straf was gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.