ECLI:NL:GHAMS:2020:3883
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vonnis in hoger beroep met betrekking tot mishandeling en vordering benadeelde partij
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 januari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1969, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, die gedeeltelijk is vernietigd. De zaak betreft een conflict tussen de verdachte en de aangever, dat escaleerde op 9 augustus 2018. De aangever had overlast ervaren door wietgeur van de verdachte en ging naar diens woning om dit aan te kaarten. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte de aangever met een stok geslagen, wat leidde tot verwondingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet had geslagen en dat er sprake was van noodweer. Het hof oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling en verwierp het noodweer verweer, omdat de gedragingen van de aangever niet als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding konden worden aangemerkt. De vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen tot € 200,00, werd in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige en bepaalde dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.