ECLI:NL:GHAMS:2020:3950

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
19/00868
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compromis ter zitting over naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan belanghebbende was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De naheffingsaanslag, gedateerd op 27 oktober 2018, werd door belanghebbende betwist. Na een ongegrond verklaard bezwaar door de heffingsambtenaar op 12 december 2018, heeft belanghebbende op 9 juli 2019 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2019, die het beroep ongegrond verklaarde.

Tijdens de zitting op 4 augustus 2020 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij zij overeenkwamen dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting vernietigd diende te worden. Het Hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep gegrond is, de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, en dat de heffingsambtenaar de kosten van het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak van het Hof is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

De beslissing van het Hof houdt in dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende een totaalbedrag van € 174 aan griffierechten moet vergoeden, bestaande uit € 46 voor het beroep bij de rechtbank en € 128 voor het hoger beroep. Het Hof heeft geen termen aanwezig geacht voor een kostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 19/00868
11 augustus 2020
uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 27 juni 2019 in de zaak met kenmerk AMS 18/7695 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 27 oktober 2018.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 12 december 2018 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Bij uitspraak van 27 juni 2019 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 9 juli 2019 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Geschil in hoger beroep

2.1.
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend; de heffingsambtenaar bevestigend.
2.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

3.Beoordeling van het hoger beroep

3.1.
Ter zitting van het Hof hebben partijen een compromis bereikt, in die zin dat partijen het erover eens zijn dat de onderhavige naheffingsaanslag parkeerbelasting dient te worden vernietigd.
3.2.
Het voorgaande leidt voor dit geschil tot de conclusie, zo heeft het Hof partijen ter zitting voorgehouden (en waarmede zij akkoord zijn gegaan), dat het hoger beroep gegrond is, de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, het beroep gegrond dient te worden verklaard, de uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd en de naheffingsaanslag parkeerbelasting dient te worden vernietigd. Voorts zijn partijen het erover eens dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van de griffierechten in beroep en hoger beroep.
Slotsom
De slotsom is alsdan dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is.
Het Hof zal beslissen zoals hierna onder “5. Beslissing” is weergegeven.

4.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

5.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep bij de rechtbank gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting; en
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 46 (beroep bij de rechtbank) en € 128 (hoger beroep), in totaal € 174 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J. Leijdekker, lid van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van Dapperen als griffier.
De beslissing is op 11 augustus 2020 uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.