In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 26 maart 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1960, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 3 januari 2019 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met een tafelpoot het slachtoffer had geslagen. Tijdens de zitting op 9 januari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat het bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, maar het hof besloot dat, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de context van het feit, het niet wenselijk was om een straf of maatregel op te leggen. Het hof heeft derhalve bepaald dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd.