In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2017. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 180 uren voor diefstal met geweld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de straffen aangepast. De zaak betreft een familieruzie over een substantieel geldbedrag dat uit de ouderlijke woning van de verdachte was weggenomen. De verdachte en haar medeverdachte hebben de zus van de verdachte en haar vriend beschuldigd van deze diefstal. Op 17 september 2015 escaleerde de situatie toen de verdachte en haar medeverdachte verhaal gingen halen, wat leidde tot geweld en afpersing. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn in de hoger beroepsprocedure. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 80 uren, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de gevolgen voor de betrokkenen.