ECLI:NL:GHAMS:2020:4053

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002841-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verkeersdelicten met vormverzuim

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor verkeersdelicten, waaronder het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en geschorst. Het hof heeft vastgesteld dat er in de eerste aanleg sprake was van een vormverzuim, omdat het aanhoudingsverzoek van de verdediging niet was behandeld. Dit vormverzuim is echter gecompenseerd door het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. Het hof heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden en de positieve ontwikkeling in zijn leven. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002841-18
datum uitspraak: 24 januari 2020
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 juli 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 96-249318-17 en 96-063005-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2019 en 24 januari 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 96-249318-17:
1.
hij op of omstreeks 12 oktober 2017 te Oudorp, gemeente Alkmaar als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, [adres 3], een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen;
Zaak met parketnummer 96-063005-18 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 1 april 2018 te Alkmaar terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [adres 2], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 1 april 2018 te Alkmaar terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen (partieel) geschorst en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres 2], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vormverzuim

De raadsman heeft verzocht de beide strafzaken terug te wijzen naar de rechtbank, omdat de verdachte, die bij verstek veroordeeld is, recht heeft op berechting in twee instanties.
Het door de verdachte in eerste aanleg gedane aanhoudingsverzoek is niet naar behoren behandeld, aldus de raadsman, waardoor het aanwezigheidsrecht van de verdachte tijdens de terechtzitting in eerste aanleg is geschonden.
Het hof constateert, met de verdediging en de advocaat-generaal, dat sprake is van een vormverzuim in eerste aanleg, nu op het aanhoudingsverzoek van de verdediging niet is gereageerd.
In ons strafrechtstelsel staat voorop dat vormverzuimen van een rechter door een hogere rechter in een nieuw onderzoek kunnen worden hersteld.
Uitgaande van de belangenafweging dat een terugwijzing inhoudt dat de verdachte nog langer in onzekerheid blijft over de afloop van zijn strafzaken enerzijds en anderzijds van het gegeven dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen met zijn raadsman en aldus zijn aanwezigheidsrecht ten volle heeft kunnen uitoefenen, is het vormverzuim, alles overwegend, naar het oordeel van het hof, voldoende gecompenseerd door het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het verzoek tot terugwijzing wordt afgewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 96-249318-17:
1.
hij op 12 oktober 2017 te Oudorp, gemeente Alkmaar als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 een op zijn naam gesteld rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, [adres 3], een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
Zaak met parketnummer 96-063005-18 (gevoegd):
1.
hij op 1 april 2018 te Alkmaar terwijl hij wist dat hem bij strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [adres 2], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
2.
hij op 1 april 2018 te Alkmaar terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen (partieel) geschorst was en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [adres 2], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
en
overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag en een taakstraf voor de duur van 56 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 12 oktober 2017 als bestuurder van een motorrijtuig op de openbare weg gereden, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Daarmee heeft hij er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van door het bevoegd gezag ter bescherming van de verkeersveiligheid genomen besluiten.
Daarnaast heeft hij zich op 1 april 2018 schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl hij wist dat hem niet alleen bij strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, maar daarnaast ook de geldigheid van zijn rijbewijs was geschorst vanwege een lopend CBR traject waarbij onderzoek werd gedaan naar alcoholgebruik door de verdachte. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan de strafbeschikking en maatregel die hem waren opgelegd in het kader van bescherming van de verkeersveiligheid.
Aldus heeft hij van overheidswege opgelegde sancties genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2020 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens onder meer verschillende verkeersdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Ten voordele van de verdachte weegt het hof mee dat hij zelfinzicht heeft getoond ten aanzien van zijn handelen, alsmede de omstandigheid dat het CBR-traject inmiddels positief verloopt.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte acht het hof de door de politierechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken in beginsel passend. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter aanleiding daar in dit geval van af te wijken.
Ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de verdachte een turbulente periode achter de rug heeft, maar inmiddels belangrijke stappen heeft gezet in zijn leven. Zo heeft de verdachte een vaste woning, is het schuldhulpverleningstraject waarin hij zat bijna afgerond, en heeft hij zicht op een baan. De verdachte lijkt een positieve wending aan zijn leven te willen geven. Het hof acht het in het belang van de verdachte en dat van de samenleving dat deze opgaande lijn niet wordt doorkruist door oplegging van een straf die meebrengt dat de verdachte gedetineerd raakt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-249318-17 en in de zaak met parketnummer 96-063005-18 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. R.D. van Heffen en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 januari 2020.
Mr. R.D. van Heffen en mr. A. van Verseveld zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.