ECLI:NL:GHAMS:2020:4094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
23-002517-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens openlijke geweldpleging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging en bedreiging, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met een mes en een fiets, alsook het gebruik van een kettingslot tegen twee benadeelden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 november 2020 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt of gedreigd. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet op een significante wijze heeft bijgedragen aan de openlijke geweldpleging en heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit. Tevens zijn vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke gevangenisstraffen afgewezen, en zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002517-18
datum uitspraak: 27 november 2020
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-094803-18 en 15-009619-17 (TUL), 15-800345-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 november 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te Alkmaar, althans in Nederland, openlijk, te weten aan de Prinses Julianalaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], door:
- dreigend een mes in zijn hand(en) te houden richting voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (en hierbij stekende bewegingen te maken), en/of
- dreigend een fiets boven zijn hoofd te houden, richting voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (en hierbij de woorden "ik sloop je hele auto" en/of "ik gooi het op jullie", althans woorden van gelijke aard of strekking, toe te voegen), en/of
- dreigend met een kettingslot te zwaaien, althans boven zijn hoofd/in zijn hand(en) te houden richting voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (en hierbij de woorden "moet ik je slaan" en/of "wat moet je", althans woorden van gelijke aard of strekking, toe te voegen), en/of
- voornoemde [benadeelde 2] meermalen, althans eenmaal, te duwen;
subsidiair
hij op of omstreeks 14 mei 2018 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- dreigend een mes in zijn hand(en) te houden richting voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (en hierbij stekende bewegingen te maken), en/of
- dreigend een fiets boven zijn hoofd te houden, richting voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (en hierbij de woorden "ik sloop je hele auto" en/of "ik gooi het op jullie", althans woorden van gelijke aard of strekking, toe te voegen), en/of
- dreigend met een kettingslot te zwaaien, althans boven zijn hoofd/in zijn hand(en) te houden richting voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] (en hierbij de woorden "moet ik je slaan" en/of "wat moet je", althans woorden van gelijke aard of strekking, toe te voegen);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde komt.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman vrijspraak van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde bepleit. De verdachte ontkent geweld te hebben gebruikt of hiermee te hebben gedreigd. Het ten laste gelegde dreigen met het mes en het houden van de fiets boven het hoofd moeten worden toegerekend aan de medeverdachte. Uit de getuigenverklaringen in het dossier en de beelden kan enkel worden vastgesteld dat de verdachte een fietsslot in zijn handen heeft gehad. Dit is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, waardoor de verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof volgt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 14 mei 2018 rijden de aangevers, [benadeelde 2] en [benadeelde 1], in een personenauto over de Juliana van Stolberglaan in Alkmaar. Voor hen fietsen de verdachte en de medeverdachte. Op enig moment ontstaat er ruzie, waarbij de verdachte en de medeverdachte van hun fiets en de aangevers uit hun auto stappen.
Over het verdere verloop van het conflict, overweegt het hof als volgt. Het hof acht aannemelijk dat aangever [benadeelde 2] eerst op de verdachte is afgelopen, waarop een woordenwisseling ontstaat en de verdachte met een fietsslot in zijn hand iets heeft gezegd in de trant van “wat moet je”. De beschikbare verklaringen van de getuigen lopen uiteen ten aanzien van de vraag of de verdachte (hierbij) dreigende bewegingen met het fietsslot heeft gemaakt of het slot op een dreigende wijze ter hand heeft genomen, dusdanig dat onvoldoende duidelijk is of sprake is geweest van een relevante dreigende houding.
Voorts is mede gelet op de beschikbare en ter terechtzitting bekeken camerabeelden aannemelijk dat de medeverdachte gedurende de daarna voortdurende woordenwisseling een fiets boven zijn hoofd heeft gehouden en dreigende taal heeft uitgeslagen, waarop de verdachte tussen de medeverdachte en aangever is gaan staan. Het hof kan niet uitsluiten dat de verdachte daarmee escalatie wilde voorkomen.
Op enig moment daarna heeft de medeverdachte gedurende de nog immer voortdurende woordenwisseling blijkbaar – op de beelden is dat niet te zien, maar het volgt uit de verklaringen – een mes tevoorschijn gehaald, zonder dat is komen vast te staan dat de verdachte dat heeft gezien, of daarbij heeft gestaan of ervan op de hoogte was.
Ook overigens is niet gebleken van dreigende taal of dreigend of gewelddadig gedrag van de verdachte.
Bij deze stand van zaken kan naar het oordeel van het hof niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte een (significante) bijdrage heeft geleverd aan openlijke geweldpleging jegens de aangevers, noch dat hij de aangevers heeft bedreigd of nauw en bewust met de medeverdachte heeft samengewerkt om de aangevers te bedreigen .
De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Het openbaar ministerie heeft tevens gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken zullen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair of subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 832,26. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 STK Ketting(fiets)slot.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 15 mei 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 april 2017, parketnummer 15-009619-17, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 16 januari 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2016, parketnummer 15-800345-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.D. van Heffen en mr. M.J.A. Duker,
in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2020.
Mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]