ECLI:NL:GHAMS:2020:5

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
200.238.401/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over zorgplicht bij testament en hypothecaire akte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. Klager verwijt de notaris dat deze haar zorgplicht heeft geschonden bij het passeren van het testament van erflater en het verlijden van een hypothecaire akte. Klager stelt dat de notaris nader onderzoek had moeten doen naar de wilsbekwaamheid van erflater. Het hof heeft eerder, op 18 december 2018, een tussenbeslissing gegeven waarin het zich onvoldoende voorgelicht achtte om de zorgvuldigheid van de notaris te beoordelen en een deskundigenonderzoek heeft bevolen. De deskundige heeft in zijn rapport bevestigd dat erflater wilsbekwaam was en dat de notaris geen aanleiding had om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. Klager heeft de bevindingen van de deskundige betwist en stelt dat de notaris inconsistent is in haar verweer. Het hof oordeelt dat de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht en bevestigt de beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer. De klacht van klager wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.238.401/01 NOT
nummer eerste aanleg : 638597/ NT 17-76
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 7 januari 2020
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. E. van der Wiel, advocaat te Amsterdam,
tegen
mr. [oud-notaris] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H.J. Delhaas, advocaat te Amsterdam.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna klager respectievelijk de notaris genoemd.
1.2.
Op 18 december 2018 heeft het hof een tussenbeslissing gegeven in deze zaak (ECLI:NL:GHAMS:2018:4706, hierna: de tussenbeslissing). Voor het verloop van het geding, de weergave van de feiten en de standpunten van partijen tot aan die beslissing verwijst het hof naar de tussenbeslissing en het proces-verbaal dat naar aanleiding van de mondelinge behandeling op 11 oktober 2018 is opgemaakt (hierna: het proces-verbaal).
1.3.
In de tussenbeslissing heeft het hof – kort gezegd – overwogen dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om de vraag te beoordelen of de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater bij het opstellen en passeren van het testament van 19 juli 2007 en bij het passeren van de hypothecaire akte op 20 februari 2008. Het hof heeft een onderzoek bevolen door een deskundige.
1.4.
Op 28 februari 2019 heeft mr. A.A. van Rhee, Ringvoorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deskundige), zijn deskundigenrapport uitgebracht aan het hof. Van de zijde van klager is hierop gereageerd bij faxbericht van 16 april 2019. Van de zijde van de notaris is op 6 juni 2019 een schriftelijke reactie ter griffie van het hof ingekomen.
1.5.
Het hof heeft – in de samenstelling die deze beslissing geeft – de mondelinge behandeling in deze zaak voortgezet ter openbare terechtzitting van 21 november 2019. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen.

2.Het deskundigenrapport

2.1.
In de tussenbeslissing heeft het hof de volgende vragen aan de deskundige voorgelegd:
1. wat zijn de wijzigingen in het voorlaatste testament van 19 juli 2007 ten opzichte van het daarin herroepen testament van 27 maart 2006?
2. heeft de notaris met erflater de redenen besproken om klager te onterven?
3. heeft de notaris met erflater de redenen besproken om de hypothecaire lening aan te gaan en zijn deze laatste redenen naar algemene maatschappelijke maatstaven normaal en verklaarbaar te noemen, mede gezien de leeftijd van erflater destijds?
4. treft de deskundige in het dossier van de notaris nog andere relevante stukken aan, dan wel voor de beoordeling van de gang van zaken relevante aspecten?
2.2.
De deskundige heeft in zijn deskundigenrapport als ‘overweging vooraf’ erop gewezen dat een meerderjarigenbewind niet leidt tot wilsonbekwaamheid van de rechthebbende, maar tot beschikkingsonbevoegdheid met betrekking tot het onder bewind gestelde vermogen. De deskundige heeft te kennen gegeven dat zijn geheimhoudingsplicht hem ervan weerhoudt om vraag 1 in detail te beantwoorden, maar dat wel in algemene termen bevestigd kan worden dat er een consistentie zit in beide testamenten en dat het verschil tussen de testamenten geen aanleiding geeft om nader onderzoek te doen naar of gerede twijfel te hebben over (de totstandkoming van) de wil van de erflater bij het testament van 19 juli 2007.
2.3.
In antwoord op vraag 2 heeft de deskundige bericht dat de redenen van onterving in het verleden zijn besproken, maar dat gezien de consistentie in beide testamenten voor de notaris geen aanleiding bestond voor bespreking van die redenen. De tijdens de bespreking geuite wensen van erflater hebben de notaris wel aanleiding gegeven om de juridische gevolgen van onterving mondeling en schriftelijk uiteen te zetten, aldus de deskundige. Ten aanzien van de hypothecaire lening (vraag 3) heeft de deskundige laten weten dat blijkens brieven en bespreeknotities de notaris de redenen heeft besproken om die lening aan te gaan. Deze redenen zijn volgens de deskundige naar algemene maatschappelijke maatstaven normaal verklaarbaar te noemen, mede gezien de leeftijd van erflater destijds.
2.4.
Verder heeft de deskundige nog het volgende aangetroffen in het dossier van de notaris (vraag 4):
- een brief waaruit blijkt dat de notaris na het passeren van de hypotheekakte van 20 februari 2008 en de bespreking die heeft geleid tot het testament van 28 maart 2008, maar vóór het passeren van het testament op 28 maart 2008, op de hoogte was van een aanvraag tot het instellen van een meerderjarigenbewind. De omvang van het aangevraagde bewind blijkt daar echter niet uit, aldus de deskundige;
- een bespreeknotitie en een brief van de notaris waaruit blijkt dat erflater in zijn gesprek met de notaris (waartoe erflater zelf het initiatief genomen had en waarbij geen andere personen aanwezig waren) zijn wensen en overwegingen ter zake het op 28 maart 2008 te verlijden testament duidelijk te kennen heeft gegeven. Erflater heeft daarbij zelf aangegeven wat de gevolgen zouden zijn van het niet aanpassen van het testament en dat hij deze gevolgen niet wenste. Bovendien heeft hij daarvoor zelf een passende oplossing aangedragen, hetgeen in het testament van 28 maart 2008 tot uiting is gebracht, aldus de deskundige;
- een bespreeknotitie en een brief van de notaris waaruit blijkt dat expliciet besproken en gekozen is om slechts een gedeeltelijke wijziging aan te brengen in het testament van 28 maart 2008 en overigens het testament van 19 juli 2007 van kracht te laten.
3. De reactie van klager op het deskundigenrapport
3.1.
Klager stelt dat de deskundige partijdig is en dat zijn deskundigenrapport onvolledig is, hetgeen verband houdt met het volgende:
- de deskundige is met zijn ‘overweging vooraf’ buiten de rechtsstrijd getreden. De overweging met betrekking tot het meerderjarigenbewind laat een zekere vooringenomenheid ten faveure van de notaris zien, althans een vooringenomenheid om de positie van de notaris te steunen;
- hetgeen de deskundige verder heeft overwogen is gebaseerd op stukken die klager niet kent; ook die waarnemingen van de deskundige zijn volgens klager gekleurd en dienen buiten beschouwing te blijven;
- het antwoord op vraag 1 is onvoldoende onderbouwd en onaannemelijk;
- de deskundige heeft nagelaten aandacht te schenken aan de vraag of de notaris, gelet op de door klager aangevoerde feiten en omstandigheden, het Stappenplan had moeten gebruiken;
- de bespreeknotitie van 28 maart 2008 is voor deze zaak opgesteld en niet authentiek.
3.2.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep heeft klager aangevoerd dat het verweer van de notaris steeds wijzigt en niet consistent is. Dat de notaris wel aanleiding heeft gezien om erflater (die advocaat was) uit te leggen wat de rechtsgevolgen van de onterving zijn, klopt niet met het eerdere betoog van de notaris dat erflater heel goed kon aangeven wat hij wilde. Verder is de notaris niet eenduidig in haar antwoorden op vragen van het hof wat betreft de gang van zaken rond het passeren van het testament van 19 juli 2007, meer in het bijzonder wat betreft de voorafgaande mondelinge/schriftelijke contacten en bespreking(en). Volgens klager waren er genoeg signalen voor de deskundige om te concluderen dat de notaris niet zorgvuldig heeft gehandeld, dat zij had moeten twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater en dat zij derhalve het Stappenplan had moeten toepassen. Klager heeft tot slot benadrukt dat op grond van de Novitaris-jurisprudentie de notaris geen medewerking had mogen verlenen aan het passeren van het testament van 19 juli 2007 en de hypotheekakte van 20 februari 2008 zonder nader onderzoek omdat klager – als zoon van erflater – door het verlijden van de akten in grote mate benadeeld werd.

4.De reactie van de notaris op het deskundigenrapport

4.1.
Naar aanleiding van de reactie van klager stelt de notaris het volgende. Uit de stellingen van klager leidt de notaris een zeker wantrouwen af tegen de beoordeling door de deskundige. De notaris kan klager hierin niet volgen; de deskundige heeft slechts de juridische gevolgen van een meerderjarigenbewind geschetst. Dit betekent niet dat de deskundige vooringenomen is, aldus de notaris. Verder merkt de notaris op dat de deskundige ook gebonden was aan zijn geheimhoudingsplicht; teneinde die niet te schenden, kon de deskundige niet zonder meer volledige openheid van zaken geven. Volgens de notaris kan klager dan ook niet anders dan aannemen dat de deskundige op onpartijdige wijze naar de dossiers (inclusief bespreeknotities) van de notaris heeft gekeken. Door in reactie op het deskundigenrapport te stellen dat de bespreeknotities niet authentiek zijn, gaat klager naar de mening van de notaris te ver in het uiten van ongefundeerde beschuldigingen. Daarnaast merkt de notaris nog op dat de opdracht aan de deskundige enkel inhield het beantwoorden van concrete vragen van het hof en niet om te oordelen over stellingen van klager, hetgeen klager kennelijk meent. De notaris komt tot de slotsom dat de bevindingen van de deskundige geen ander licht op de zaak werpen en dat de bestreden beslissing dient te worden bevestigd.
4.2.
Tijdens de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de notaris voorts aangevoerd dat het feit dat zij geen aanleiding had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater nog niet betekent dat zij geen uitleg meer hoefde te geven over de rechtsgevolgen. Bij iedere cliënt, ongeacht zijn/haar beroep, legt zij de rechtsgevolgen van een akte uit, aldus de notaris. Verder heeft de notaris nog naar voren gebracht dat het Novitaris-arrest niet van toepassing is op deze casus en dat zij wel degelijk consistent is (geweest) in haar verweer.

5.De beoordeling

5.1.
Ter beoordeling aan het hof ligt de vraag voor of de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflater bij het opstellen en passeren van het testament van 19 juli 2007 en bij het passeren van de hypothecaire akte op 20 februari 2008.
5.2.
Hetgeen klager tegen het deskundigenrapport heeft ingebracht, levert geen enkele aanwijzing op voor partijdigheid bij de deskundige. Het hof acht het deskundigenbericht betrouwbaar en de door de deskundige gegeven antwoorden daarnaast voldoende informatief om de voorliggende vraag te kunnen beantwoorden. Hieraan doet niet af dat de deskundige gemeend heeft vanwege zijn geheimhoudingsplicht geen volledige openheid van zaken te kunnen geven aan klager en ook niet aan het hof.
5.3.
Uit het deskundigenrapport, alsmede uit het (eerdere) relaas van de notaris (zie onder 5. van de tussenbeslissing) volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat de notaris met voldoende zorgvuldigheid zich ervan heeft vergewist dat erflater bekwaam was om zijn wil te bepalen ten aanzien van zijn testament van 19 juli 2007 en de hypotheekakte van 20 februari 2008, en dat zij geen aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. Dat erflater ten tijde van het passeren van beide akten op hoge leeftijd was, behoefde op zichzelf in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek naar zijn wil te doen. Ook hetgeen klager overigens heeft aangevoerd, vormt onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat er reden was voor nader onderzoek. Weliswaar is door klager naar voren gebracht dat erflater dement/zeer verward was, zijn administratie niet in eigen beheer had, samenwoonde met de halfbroer van klager en in 2008 onder bewind zou worden gesteld, maar die omstandigheden (voor zover al juist en bekend bij de notaris) zijn tegenover de omstandigheden die in het deskundigenrapport (zie rechtsoverweging 2.3. en 2.4. hiervoor) worden genoemd, in combinatie met het relaas van de notaris, zoals opgenomen in rechtsoverweging 5. van de tussenbeslissing, van onvoldoende gewicht om het oordeel te kunnen rechtvaardigen dat de notaris desondanks aanleiding had moeten zien om te twijfelen over de vraag of erflater zijn wil nog kon bepalen ten aanzien van beide akten. Of de halfbroer bij de beslissing tot wijziging van het testament daadwerkelijk erflater heeft beïnvloed, kan het hof op basis van hetgeen klager heeft gesteld niet vaststellen. Bovendien, zo blijkt uit het deskundigenrapport, zat er een zekere consistentie tussen de testamenten uit 2006 en 2007; een ingrijpende wijziging heeft niet plaatsgevonden. Deze omstandigheid geeft steun aan het oordeel dat de notaris geen aanleiding had eraan te twijfelen of de erflater in staat was zijn wil te bepalen.
5.4.
Anders dan klager bij de nadere mondelinge behandeling heeft aangevoerd, levert de wijze waarop de notaris in de diverse stadia van deze procedure verweer heeft gevoerd, geen aanwijzing op voor het oordeel dat zij eraan had moeten twijfelen of de erflater in staat was zijn wil te bepalen. Ook heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat de notaris met het beroep op haar geheimhoudingsplicht beroepsfouten heeft gemaskeerd.
5.5.
Klager heeft een beroep gedaan op HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:831 (Novitaris). Dit beroep faalt. De enkele omstandigheid dat belangen van klager waren betrokken bij de door de erflater gewenste wijziging van het testament en bij de door hem gewenste hypothecaire lening, is onvoldoende voor het oordeel dat op de notaris een zorgplicht jegens klager rustte die haar aanleiding had moeten geven om de gevraagde dienstverlening aan de erflater te weigeren of op te schorten als bedoeld in dat arrest.
5.6.
Gelet op het vorenstaande acht het hof het in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de notaris geen nader onderzoek heeft gedaan aan de hand van het Stappenplan. Andere relevante feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, zijn niet gesteld of gebleken. Dit betekent dat beide klachtonderdelen ongegrond zijn, zoals ook de kamer heeft beslist.
5.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.8.
Ingevolge artikel 102, lid 5 van de Wet op het notarisambt jo. artikel 26 sub b Wet griffierecht burgerlijke zaken jo. artikel 2 lid 1 Besluit tarieven in burgerlijke zaken jo. artikel 8 lid 1 sub d Besluit tarieven in strafzaken 2003, stelt het hof de schadeloosstelling van de deskundige vast op een bedrag van € 2.478,81 (exclusief de verschuldigde omzetbelasting).
5.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing;
- stelt de schadeloosstelling van de deskundige vast op € 2.478,81;
- gelast de griffier het bedrag van € 2.478,81 te doen overmaken op de rekening van de deskundige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, G.C.C. Lewin en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2020 door de rolraadsheer.