ECLI:NL:GHAMS:2020:641
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Effectenlease en bewijsvermoeden in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over effectenlease. De zaak is aangespannen door Dexia Nederland B.V. tegen [X], waarbij Dexia in incidenteel hoger beroep is gegaan. De kern van de zaak draait om de vraag of [X] tijdig op de hoogte was van de effectenleaseovereenkomst en of het beroep op verjaring kan worden afgewezen. Het hof heeft eerder op 19 maart 2019 een tussenarrest gewezen, waarin bewijsopdrachten zijn gegeven. In het vervolg van de procedure zijn drie getuigen gehoord, waaronder de echtgenoot en dochter van [X]. De getuigenverklaringen wezen erop dat [X] niet op de hoogte was van de effectenleaseovereenkomst en dat haar echtgenoot de financiën beheerde. Het hof concludeert dat het bewijsvermoeden dat [X] met de overeenkomst bekend was, is ontzenuwd. Dexia's beroep op verjaring wordt afgewezen, en het hof oordeelt dat Dexia niet te kwader trouw heeft gehandeld in de zin van artikel 6:205 BW. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Dexia in de proceskosten van het principaal appel, terwijl [X] wordt veroordeeld in de kosten van het voorwaardelijk incidenteel appel.