In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor de opzettelijke invoer van 6,2 kilogram MDMA. Tijdens de zitting op 19 februari 2020 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar vernietigde de strafoplegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot 40 maanden gevangenisstraf, maar het hof oordeelde dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om een mildere straf op te leggen. Het hof legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de schadelijke gevolgen van de drugshandel voor de samenleving. Het hof overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de opzettelijke uitvoer van MDMA, wat niet alleen schadelijk is voor de gezondheid, maar ook leidt tot andere vormen van criminaliteit. De strafoplegging van 36 maanden werd als passend en geboden beschouwd, waarbij het hof ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting in acht nam. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.