ECLI:NL:GHAMS:2020:891

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
18 maart 2020
Zaaknummer
23-004186-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake onderzoek naar wapen en munitie in strafzaak

Dit tussenarrest van het Gerechtshof Amsterdam is gewezen in het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 31 oktober 2019 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1992, heeft hoger beroep ingesteld tegen de tenlastelegging die betrekking heeft op het voorhanden hebben van een wapen en munitie op 8 augustus 2019 te Schiphol. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 februari 2020 is het onderzoek gesloten, maar het hof heeft geconstateerd dat het onderzoek naar het wapen en de munitie niet volledig is geweest. De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd dat er geen deugdelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, aangezien het wapen en de munitie enkel op basis van foto's zijn beoordeeld. Het hof heeft besloten dat er nader onderzoek moet plaatsvinden door een deskundige van het NFI of een andere gerede deskundige op het gebied van wapens en munitie. Het hof heeft het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris voor het uitvoeren van dit onderzoek. De beslissing om het onderzoek te heropenen en de oproeping van de verdachte en zijn raadsvrouw voor een nieuwe zitting is genomen in het belang van een zorgvuldige rechtsgang.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004186-19
datum uitspraak: 4 maart 2020
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-191233-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2020 is het onderzoek in deze strafzaak gehouden en gesloten.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, aan boord van een luchtvaartuig en/of op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vijfde lid, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad;
2. hij op of omstreeks 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten zes kogelpatronen van het kaliber .32 voorhanden heeft gehad.

Overwegingen

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het wapen en de munitie zijn niet door een deskundige onderzocht. Het onderzoek naar het vuurwapen en de munitie is bovendien niet volledig geweest nu het enkel aan de hand van twee foto’s is verricht. Op basis van dit onderzoek kan niet worden vastgesteld of het wapen bestemd of geschikt is om projectielen of stoffen door een loop af te schieten en aldus een wapen betreft in de zin van artikel 1 onder 3 van de Wet wapens en munitie. Ook voor de munitie geldt dat geen deugdelijk onderzoek is verricht, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Het hof acht zich in het bijzonder onvoldoende voorgelicht met betrekking tot het volgende.
Uit het proces-verbaal determinatie (vuur)wapen van 9 augustus 2019 (dossierpagina 33 e.v.) volgt dat het onder de verdachte in beslag genomen wapen door de Koninklijke Marechaussee aan de hand van twee foto’s is onderzocht. Niet blijkt uit dit proces-verbaal dat het wapen en de munitie zelf aan een onderzoek zijn onderworpen en van de specifieke (wapen)kennis van degene die heeft onderzocht wordt in het proces-verbaal geen melding gemaakt.
Het hof acht het noodzakelijk dat een nader onderzoek, door een NFI-deskundige of een andere gerede deskundige op het gebied van wapens en munitie, zal worden verricht.
Daarbij dient deze deskundige de volgende onderzoeksvragen te beantwoorden:
Kan het wapen dat bij de verdachte is aangetroffen worden gedetermineerd en zo ja, is dit een wapen als bedoeld in het onder 1 tenlastegelegde, dan wel een ander(soortig) wapen?
Kunnen de bij de verdachte aangetroffen kogelpatronen worden gedetermineerd en zo ja: is dit munitie als bedoeld in het onder 2 tenlastegelegde, dan wel ander(soortige) munitie?
Het ligt in de rede dat de deskundige dit onderzoek zal verrichten:
op basis van het wapen en de munitie zelf, voor zover deze nog beschikbaar zijn, en indien dit niet het geval is,
op basis van het (gehele) dossier, waaronder begrepen een kennisgeving van inbeslagname
waarin onder meer een serienummer is genoemd (dossierpagina 39).
Het hof zal daartoe het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten. Het hof verwijst de zaak voor het doen verrichten van het genoemde onderzoek naar de vaste raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof. De stukken worden daartoe in handen van de raadsheer-commissaris gesteld.

Beslissing

Het hof:
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsvrouw van verdachte tegen voormelde terechtzitting.
Stelt de stukken met het oog op vorenstaande in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. P.F.E. Geerlings en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van
mr. S.H.M. van Gennip, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2020.
Mr. K.J. Veenstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]