ECLI:NL:GHAMS:2020:893

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
19 maart 2020
Zaaknummer
23-000285-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor schennis van de eerbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid, gepleegd op 21 oktober 2018 te Hoofddorp. De verdachte had zijn ontblote geslachtsdeel getoond en zich afgetrokken op een openbare plaats, wat door een getuige als zeer demonstratief werd ervaren. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij alleen moest urineren, maar het hof achtte deze verklaring niet geloofwaardig. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als schennis van de eerbaarheid gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 225 euro, met een voorwaardelijke straf en een proeftijd van twee jaar. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische gesteldheid en verslavingsproblematiek, en besloot de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000285-19
datum uitspraak: 19 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-207578-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
postadres: [adres 1] ,
ter terechtzitting opgegeven verblijfsadres: [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 maart 2020.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [straat 1] en/of [straat 2], in elk geval op of aan een openbare weg, door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en/of zich af te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 21 oktober 2018 in Hoofddorp weliswaar zijn geslachtsdeel op de [straat 1] uit zijn broek heeft gehaald en heeft vastgehouden, maar dat hij dit deed omdat hij moest urineren. De verdachte denkt dat het ‘afschudden’ van zijn geslachtsdeel mogelijk verkeerd geïnterpreteerd is door aangeefster [aangeefster] en zij dit ‘schudden’ heeft opgevat als aftrekken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 21 oktober 2018 liet [aangeefster] haar hond uit op de hondenuitlaatplaats op de [straat 1] in Hoofddorp. [2] Ze zag aldaar de verdachte staan, die op dat moment zijn geslachtsdeel uit zijn broek en in zijn hand had. [3] Toen zij iets verder was gelopen, zag zij dat de verdachte nog steeds met zijn geslachtsdeel in zijn hand stond en dat hij op en neergaande bewegingen maakte, derhalve dat hij zich stond af te trekken. [4] Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft [aangeefster] hieromtrent verklaard dat zij het gevoel had dat de verdachte zich heel demonstratief aan het aftrekken was en dat de verdachte ‘anderhalve minuut als een maniak aan zijn geslachtsdeel zat te trekken. [5] Op basis van laatstgenoemde verklaring acht het hof de op de terechtzitting in hoger beroep door de verdachte gegeven lezing dat hij enkel aan het urineren was niet geloofwaardig. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 oktober 2018 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [straat 1], door zijn, verdachtes, ontblote geslachtsdeel te tonen en zich af te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.

Strafbaarheid van de verdachte

De advocaat-generaal heeft verzocht het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen en heeft hiertoe verwezen naar Pro-Justitiarapportages die in de zaak met parketnummer
23-003585-18 zijn opgesteld.
Het hof overweegt als volgt.
De beschikbare rapportages zijn opgesteld uit hoofde van een andere strafzaak en om die reden niet toegesneden op het ten laste gelegde feit in de voorliggende strafzaak. Bovendien waren de rapportages al meer dan een jaar oud ten tijde van het plegen van het voorliggende strafbare feit en zien deze op feiten die niet soortgelijk zijn aan het onderhavige feit. Om die reden slaat het hof geen acht op deze rapportages en gaat het hof uit van een volledige toerekeningsvatbaarheid. Het hof heeft wel kennisgenomen van de in de rapportages uitgebreid besproken bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof zal met deze bijzondere persoonlijke omstandigheden rekening houden bij het bepalen van de hoogte van de straf.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ten bedrage van 225 euro, subsidiair 4 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een
voorwaardelijkegeldboete van 225 euro met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg zijn ontblote geslachtsdeel vastgehouden en zich afgetrokken. Met zijn handelen heeft de verdachte een situatie gecreëerd waarin een toevallige voorbijganger geconfronteerd werd met zijn ontblote geslachtsdeel terwijl hij zich stond af te trekken. Dusdanig gedrag geeft aanstoot aan de algemene publieke moraal, is hinderlijk voor toevallige voorbijgangers en kan bij hen ook gevoelens van angst teweeg brengen. Aldus heeft de verdachte de algemene eerbaarheid geschonden.
In beginsel is de in eerste aanleg opgelegde straf passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht, ziet het hof aanleiding de in eerste aanleg opgelegde straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarbij heeft het hof onder meer rekening gehouden met de huidige psychische gesteldheid van de verdachte, zijn verslavingsproblematiek en de (psychologische) behandeling(en) die de verdachte thans ondergaat. De verdachte wordt begeleid door de Reclassering, is gemotiveerd om aan zichzelf te werken en is medicatietrouw. Dit alles om stabiliteit in zijn leven te krijgen.
Tevens heeft het hof acht geslagen op de toepasselijkheid van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit samengenomen maakt dat het hof de in eerste aanleg opgelegde straf in voorwaardelijke vorm zal opleggen en daaraan een proeftijd zal verbinden van twee jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 239 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, M. Senden en mr. R. Oude Breuil, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 maart 2020.
mr. R. Oude Breuil is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de Politie Eenheid Noord-Holland, District Kennemerland, Basisteam Haarlemmermeer, PL1100-2018203907, afgesloten op 21 oktober 2018, doorgenummerd van p. 1 tot en met 15.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangeefster] van 21 oktober 2018, p. 3 t/m 6
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangeefster] van 21 oktober 2018, p. 3 t/m 6 en de verklaring van de verdachte, ter terechtzitting in hoger beroep op 5 maart 2020 afgelegd.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [aangeefster] van 21 oktober 2018, p. 3 t/m 6
5.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [aangeefster] ten overstaan van de raadsheer-commissaris d.d. 22 juli 2019.