ECLI:NL:GHAMS:2021:101
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam
Op 8 december 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2019. Het hoger beroep was ingesteld door het Openbaar Ministerie, gericht tegen een onderdeel van de strafmotivering van het vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal betoogd dat het Openbaar Ministerie in dit geval geen rechtens te respecteren belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep, aangezien het hoger beroep enkel gericht was tegen de motivering en niet tegen de veroordeling zelf. Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal in overweging genomen en vastgesteld dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak. Daarom heeft het hof besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.