ECLI:NL:GHAMS:2021:101

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
23-002555-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam

Op 8 december 2020 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2019. Het hoger beroep was ingesteld door het Openbaar Ministerie, gericht tegen een onderdeel van de strafmotivering van het vonnis. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal betoogd dat het Openbaar Ministerie in dit geval geen rechtens te respecteren belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep, aangezien het hoger beroep enkel gericht was tegen de motivering en niet tegen de veroordeling zelf. Het hof heeft de argumenten van de advocaat-generaal in overweging genomen en vastgesteld dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak. Daarom heeft het hof besloten het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep, op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002555-19
datum uitspraak: 8 december 2020
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-728219-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 december 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in het hoger beroep

Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Blijkens de appelschriftuur was het hoger beroep gericht tegen een onderdeel van de strafmotivering. Bij e-mail van 30 november 2020 en op de terechtzitting in hoger beroep van 8 december 2020 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in een geval als het onderhavige, waarin het ingestelde hoger beroep alleen is gericht tegen de motivering, geen rechtens te respecteren belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van dat hoger beroep en dat het Openbaar Ministerie daarin om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Gelet op het voorgaande en gehoord de verdediging, is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, het Openbaar Ministerie op grond van het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. J.J.I. de Jong en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 december 2020.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.