ECLI:NL:GHAMS:2021:1067

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
000973-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in strafzaak op basis van artikel 530 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 maart 2021 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1965, die een schadevergoeding vroeg in verband met kosten van rechtsbijstand en andere schade die hij had geleden in de strafzaak met parketnummer 23-002985-18. Het verzoekschrift was op 21 oktober 2020 ingediend en de advocaat-generaal had op 24 november 2020 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 26 januari 2021 was verzoeker niet aanwezig.

Verzoeker vroeg om een vergoeding van € 9.745,09 voor rechtsbijstand, € 189,69 voor schade door tijdverzuim, en € 23,28 voor reiskosten. Het hof oordeelde dat de toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 534 Sv afhankelijk is van de billijkheid. Het hof wees het verzoek voor de vergoeding van rechtsbijstand af, omdat de advocaat slechts 50 minuten had besteed aan het opstellen van een verzoekschrift na vrijspraak in eerste aanleg.

Voor de schade door tijdverzuim erkende het hof een vergoeding van € 118,11, gebaseerd op loonspecificaties die verzoeker had overgelegd. Voor de reiskosten ontbraken de benodigde bewijsstukken, waardoor dit verzoek werd afgewezen. Uiteindelijk kende het hof een totale schadevergoeding van € 10.172,38 toe, bestaande uit een vergoeding voor rechtsbijstand en tijdverzuim, en wees het overige verzoek af. De beschikking werd uitgesproken in de openbare zitting van het hof en de voorzitter beval de tenuitvoerlegging van de beschikking aan.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000973-20 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002985-18
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. G. Kaaij,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 21 oktober 2020 ingekomen.
Op 24 november 2020 heeft de advocaat-generaal het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 26 januari 2021 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 9.745,09;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting ten bedrage van € 189,69;
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 23,28;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 1 september 2020 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
Blijkens de declaratiespecificatie heeft de advocaat op 13 augustus 2018, na de vrijspraak in eerste aanleg, 50 minuten besteed aan het opstellen en corresponderen met betrekking tot een verzoekschrift ex artikel 591a (oud) Sv. Voor het opstellen en indienen van een dergelijk verzoek wordt een forfaitaire vergoeding gegeven. Het hof ziet gronden van billijkheid het verzoek voor dit deel af te wijzen.
Ad b
Op grond van artikel 530, lid 2 Sv kan een vergoeding worden toegekend voor schade, wegens tijdverzuim door de behandeling van de zaak ter terechtzitting, werkelijk geleden en indien daartoe gronden van billijkheid bestaat. Volgens vaste rechtspraak van dit hof is het aan verzoeker de hoogte van die schade met argumenten en (objectieve) stukken te staven.
Verzoeker stelt schade te hebben geleden in de vorm van verlies aan arbeidsinkomen, omdat hij aanwezig is geweest bij de behandeling van zijn zaak in eerste aanleg en in hoger beroep. Ter onderbouwing van de hoogte van deze schade heeft verzoeker loonspecificaties overgelegd over de weken 29-32 van 2018. Uit deze specificatie blijkt dat verzoeker een dag verlof heeft opgenomen voor het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg (7,5 uur à €19,66 = € 147,45 bruto). Het hof ziet hierin aanleiding een vergoeding van € 118,11 toe te kennen, zijnde het bruto bedrag minus 19,9% aan heffingen en dergelijk, zoals uit de loonspecificatie blijkt. Ten aanzien van de andere dagen heeft verzoeker in het geheel geen stukken overgelegd zodat het verzoek voor het overige moet worden afgewezen.
Ad c
Op grond van artikel 530, lid 1 Sv kan een vergoeding worden toegekend voor de ten behoeve van het onderzoek van de zaak gemaakte reiskosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Volgens vaste rechtspraak van dit hof is geen sprake van een forfaitaire vergoeding indien de gewezen verdachte ter terechtzitting verschenen is, maar moet met (objectieve) stukken gestaafd worden dat de reis is gemaakt.
In het onderhavige geval heeft verzoeker geen stukken overgelegd, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van
  • kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 9.504,27;
  • kosten rechtsbijstand ten behoeve van de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 550,00;
  • schade wegens tijdverzuim door de behandeling van de zaak ter terechtzitting ten bedrage van € 118,11.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 10.172,38 (tienduizend honderdtweeënzeventig euro en achtendertig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, D. Radder en A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is bij afwezigheid van de griffier alleen ondertekend door de voorzitter en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 10 maart 2021.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 10.172,38 (tienduizend honderdtweeënzeventig euro en achtendertig cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 10 maart 2021,
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.