ECLI:NL:GHAMS:2021:1212

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
23-001779-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake cocaïnevervoer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2020. De verdachte, geboren in Griekenland in 1967 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 21,65 kilogram cocaïne op 24 april 2020 te Amsterdam. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarbij de rechtbank de verdachte had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig was, omdat er voldoende bewijs was dat de verdachte en de politie elkaar goed begrepen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 45 maanden geëist, en het hof volgde deze eis, waarbij het de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid in overweging nam. Het hof verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar en legde de verdachte een gevangenisstraf van 45 maanden op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001779-20
datum uitspraak: 28 april 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-113396-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Griekenland) op [geboortedag] 1967,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 21,65 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 april 2020 te Amsterdam opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Bespreking van een verweer, gericht op strafvermindering

Volgens de raadsman is de doorzoeking van de auto van de verdachte onrechtmatig geweest, nu de verdachte daarvoor niet ondubbelzinnig toestemming gegeven kan hebben. Hij heeft immers onvoldoende begrip van de Nederlandse taal, zoals ook blijkt uit het feit dat hij later is gehoord met een tolk. Dit vormverzuim zou moeten leiden tot strafvermindering, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het door de politieambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 24 april 2020, doorgenummerde pagina’s 1 en verder van het politiedossier. In voormeld proces-verbaal noch overigens kunnen concrete aanknopingspunten worden gevonden om aan te nemen dat verdachte en deze politieambtenaren elkaar niet of onvoldoende begrepen. Het hof merkt in dit verband nog op dat in bedoeld proces-verbaal is gerelateerd dat verdachte met de politiemensen heeft gesproken over een magneet en hen heeft uitgelegd dat de verborgen ruimte in de auto kon worden opengemaakt met behulp daarvan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad door de politie werd bevraagd over een magneet. De omstandigheden dat de verdachte en de politiemensen kennelijk in staat waren om elkaar ook op dit specifieke punt te begrijpen, naast dat verdachte op dat moment al jaren in Nederland woonde, sterken het hof in de overtuiging dat er tijdens het gesprek geen sprake was van onvoldoende begrip over en weer, ook op het punt van het geven van de toestemming om de auto te doorzoeken. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf van 24 maanden op te leggen, zodat verdachte vóór 1 juli 2021 aan het werk kan in de buurt van waar hij nu vastzit. Daarnaast is aangevoerd dat de verdachte
first offenderis en hij inmiddels binnen de PI is doorgefaseerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van cocaïne. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het gebruik van en de handel in harddrugs, waaronder cocaïne, vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van andere criminaliteit. De verdachte bekommerde zich kennelijk in het geheel niet om de zeer schadelijke gevolgen die de handel in en het gebruik van drugs met zich brengen voor de samenleving – ook in het buitenland – en was blijkbaar enkel uit op snel geld verdienen. Voor dit soort feiten is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarbij gaat het hof, met de advocaat-generaal en de raadsman, uit van een aangetroffen hoeveelheid cocaïne van ongeveer 20 kilogram. Voor die aangetroffen hoeveelheid gaan deze oriëntatiepunten standaard uit van een gevangenisstraf van 50 maanden. Het hof ziet in dit geval geen reden om af te wijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf en zal derhalve deze opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. De voorwerpen zullen daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Tas.
1. STK Personenauto.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. F.M.D. Aardema en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 april 2021.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]