In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 augustus 2020. De verdachte, geboren in Griekenland in 1967 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 21,65 kilogram cocaïne op 24 april 2020 te Amsterdam. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarbij de rechtbank de verdachte had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig was, omdat er voldoende bewijs was dat de verdachte en de politie elkaar goed begrepen. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 45 maanden geëist, en het hof volgde deze eis, waarbij het de ernst van het feit en de gevolgen voor de volksgezondheid in overweging nam. Het hof verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar en legde de verdachte een gevangenisstraf van 45 maanden op, met verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.