Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
bepaalt, totdat een rechter anders heeft beslist of partijen in onderling overleg anders overeenkomen, de volgende voorlopige omgangsregeling met ingang van zondag 13 september 2020:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De man verzoekt het hof om de vrouw te gebieden de omgangsregeling met hun minderjarige kind na te komen, zoals vastgesteld in een eerder vonnis. De vrouw heeft de omgang opgeschort na een incident tussen de man en haar partner. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de man afgewezen, omdat er zwaarwegende belangen van de minderjarige zijn die zich verzetten tegen de omgang. Het hof bevestigt deze afwijzing, waarbij het de kwetsbaarheid van de minderjarige en de verstoorde verstandhouding tussen de ouders in overweging neemt. Het hof oordeelt dat de omgangsregeling op dit moment niet kan worden nageleefd en dat eerst een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming moet plaatsvinden om de belangen van de minderjarige te waarborgen. De beslissing van de voorzieningenrechter wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.