ECLI:NL:GHAMS:2021:1414

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
200.274.330/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende uitvoering van terugvlucht door andere luchtvaartmaatschappij en de gevolgen voor de vervoerovereenkomst

In deze zaak heeft [appellante] een vliegreis geboekt bij Transavia voor haar gezin, met een terugvlucht van Faro naar Rotterdam. Kort voor de terugvlucht werd [appellante] geïnformeerd dat de vlucht uitgevoerd zou worden door Miami Air, in plaats van Transavia. [appellante] beschouwt dit als wanprestatie en vordert schadevergoeding. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat de Algemene Vervoersvoorwaarden van Transavia van toepassing zijn en dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming. In hoger beroep heeft [appellante] vier grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de Algemene Vervoersvoorwaarden geldig zijn en dat Transavia niet tekort is geschoten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af, omdat er geen materiële schade is aangetoond en de vordering tot schadevergoeding terecht is afgewezen. Tevens wordt het beroep op dwaling verworpen, omdat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij niet had geboekt als zij had geweten dat een andere maatschappij de vlucht zou uitvoeren. Het hof concludeert dat de grieven falen en dat [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep wordt verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.274.330/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland: 7396384/ CV EXPL 18-10999
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 mei 2021
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] , [gemeente] ,
appellante,
advocaat: mr. P. [appellante] te Utrecht,
tegen
TRANSAVIA AIRLINES C.S.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Reevers te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellante] en Transavia genoemd.
De zaak in het kort
[appellante] heeft voor haar gezin, bestaande uit een echtpaar en drie meerderjarige kinderen, een vliegreis bij Transavia geboekt van Rotterdam naar Faro (Portugal) met een terugvlucht een week later. Kort voor de terugvlucht heeft Transavia [appellante] per mail bericht dat de vlucht uitgevoerd gaat worden door Miami Air. [appellante] meent dat Transavia hierdoor wanprestatie heeft gepleegd en vordert schade-vergoeding.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 20 januari 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 23 november 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellante] als eiseres en Transavia als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Transavia heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Transavia in de kosten van het geding in hoger beroep met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 en 2.2 de feiten vastgesteld die tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Transavia heeft op 12 april 2018 aan [appellante] een boekingsbevestiging gezonden voor vijf tickets voor haar, haar echtgenoot, tevens haar advocaat in deze zaak, en haar drie meerderjarige kinderen, voor een heenvlucht van Rotterdam naar Faro (Portugal) op 30 augustus 2018 en een terugvlucht van Faro naar Rotterdam op
6 september 2018.
2.2.
Tijdens het digitale boekingsproces is het volgende op het scherm van [appellante] verschenen:
Vervoersvoorwaarden
Mijn vlucht wordt uitgevoerd door Transavia
□ Ik heb devervoersvoorwaarden van Transavia gelezenen ga hiermee akkoord.
Het is niet mogelijk de boeking te voltooien zonder dit hokje aan te vinken.
2.3.
Artikel IX lid 3 van de Algemene Vervoersvoorwaarden van Transavia luidt:
Vervoerder is gerechtigd om een vlucht te doen uitvoeren door een andere vervoerder en/of met een ander luchtvoertuig (…).
2.4.
Transavia heeft [appellante] per mail van 3 september 2018 bericht dat de terugvlucht uitgevoerd wordt door Miami Air en dat de cockpit- en cabinebemanning alleen Engels spreekt.
2.5.
Op 6 september 2018 is de retourvlucht van Faro naar Rotterdam door Miami Air volgens schema uitgevoerd.

3.Beoordeling

3.1.
[appellante] vordert dat voor recht zal worden verklaard dat Transavia jegens [appellante] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de vervoer-overeenkomst door de terugvlucht uit te laten voeren met een toestel inclusief bemanning van Miami Air. Ook vordert zij dat Transavia zal worden veroordeeld tot betaling van € 1.250, met wettelijke rente, althans dat de gevolgen van de vervoerovereenkomst zullen worden gewijzigd wegens dwaling van [appellante] ter opheffing van het ondervonden nadeel, en in beide gevallen dat Transavia zal worden veroordeeld tot betaling van € 1.462,50 aan buitengerechtelijke kosten, met btw en wettelijke rente.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Algemene Vervoersvoorwaarden van Transavia op de vervoersovereenkomst van toepassing zijn, dat artikel IX lid 3 van deze voorwaarden geen onredelijk bezwarend beding is en dat dus geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming van Transavia. De vorderingen zijn daarom afgewezen door de kantonrechter. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met vier grieven op.
[appellante] ontvankelijk in hoger beroep
3.2.
Transavia werpt in haar memorie van antwoord als meest verstrekkend verweer op dat [appellante] in haar hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Transavia voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. [appellante] heeft niet gesteld dat zij en de vier andere passagiers van haar reisgezelschap materiële schade hebben geleden. Eventuele immateriële schade komt op grond van artikel 6:106 BW niet voor vergoeding in aanmerking en is bovendien niet overdraagbaar wegens het persoonlijke karakter daarvan. Een en ander betekent dat [appellante] enkel voor zichzelf de beweerdelijke schadevergoeding van € 250 kan vorderen. Zij is niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover haar vorderingen zien op haar medepassagiers. Voorts komt haar eigen vordering niet uit boven de grens van Є 1.750 om hoger beroep in te stellen, zodat ook zij niet-ontvankelijk is haar hoger beroep voor zover dat ziet op haar eigen vordering. De buitengerechtelijke kosten bedragen namelijk hoogstens overeenkomstig de voor kantonzaken gebruikelijk staffel € 40 indien van een vordering van € 250 wordt uitgegaan, althans € 187,50 indien van een vordering van € 1.250 wordt uitgegaan.
3.3.
Dit verweer gaat niet op. Beslissend voor de ontvankelijkheid van [appellante] in haar hoger beroep is de hoogte van haar vorderingen, ongeacht het door Transavia gevoerde verweer. Nu haar geldvorderingen in totaal meer bedragen dan de in artikel 332 Rv genoemde grens van € 1.750, is [appellante] (met of zonder geldige cessie) ontvankelijk in haar hoger beroep.
Artikel IX lid 3 Algemene Vervoersvoorwaarden geldig
3.4.
Het hof behandelt de grieven I, II en III gezamenlijk. [appellante] voert hierin, kort samengevat, het volgende aan. De Algemene Vervoersvoorwaarden van Transavia zijn niet toepasselijk. Voorts zijn zij vernietigbaar, omdat zij niet ter hand zijn gesteld. Artikel IX lid 3 van haar Algemene Vervoersvoorwaarden is voorts onredelijk bezwarend en dus ook daarom vernietigbaar. Bovendien is de toepassing die Transavia aan deze bepaling geeft naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.5.
Het hof is van oordeel dat de Algemene Vervoersvoorwaarden van toepassing zijn. Het staat tussen partijen vast dat zonder akkoord te gaan met de vervoers-voorwaarden het boekingsproces niet voltooid kan worden. Hieruit volgt dat de Algemene Vervoersvoorwaarden van toepassing zijn op de vervoersovereenkomst die [appellante] met Transavia heeft gesloten. Anders dan [appellante] meent, is een uitdrukkelijke mededeling dat de Algemene Vervoersvoorwaarden van toepassing zijn niet vereist.
[appellante] betoogt verder dat deze niet van toepassing zijn, omdat vermeld is dat de vlucht wordt uitgevoerd door Transavia boven de zin betreffende de accordering van de vervoersvoorwaarden (zie 2.2), terwijl de terugvlucht is uitgevoerd door Miami Air. Ook dit betoog gaat niet op. Uit artikel 6:232 BW volgt immers dat de gebondenheid aan algemene voorwaarden wordt beoordeeld bij het sluiten van de overeenkomst.
3.6.
Artikel IX lid 3 van de Algemene Vervoersvoorwaarden is vernietigbaar indien Transavia niet aan [appellante] een redelijke mogelijkheid heeft geboden om hiervan kennis te nemen (artikel 6:233 aanhef en sub b BW). Hieraan is onder meer voldaan als Transavia de Algemene Vervoersvoorwaarden aan [appellante] langs elektronische weg ter beschikking heeft gesteld op een zodanige wijze dat deze door haar kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming (artikel 6:234 lid 2 BW). Transavia heeft hieraan voldaan. Transavia heeft voldoende toegelicht dat de blauw onderstreepte tekst in het boekingsproces een duidelijk herkenbare hyperlink laat zien (zie 2.2), dat door daarop te klikken haar Algemene Vervoersvoorwaarden verschijnen en dat de boeking niet kan worden voltooid zonder de voorwaarden te accepteren. [appellante] heeft niet aangevoerd dat de voorwaarden niet door haar konden worden gedownload en opgeslagen.
3.7.
Het hof is van oordeel dat artikel IX lid 3 van de Algemene Vervoersvoorwaarden geen onredelijk bezwarend beding is. Het hof verwijst naar overwegingen 5.5 in het bestreden vonnis. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter daar heeft overwogen.
Geen toerekenbare tekortkoming, geen schade
3.8.
Hiermee staat vast dat Transavia niet toerekenbaar tekort is geschoten jegens [appellante] doordat Transavia niet zelf de overeengekomen terugvlucht heeft uitgevoerd.
3.9.
Het hof overweegt ten overvloede nog als volgt.
[appellante] heeft niet feitelijk onderbouwd dat zij en/of (een van) haar medepassagiers materiële schade, bestaande uit geleden verlies en/of gederfde winst, heeft/hebben geleden. Ten aanzien van de geleden immateriële schade voert zij aan dat zij op haar vakantielocatie per mail en zonder uitleg van Transavia bericht ontving dat de terugvlucht door Miami Air werd uitgevoerd, wat direct veel stress en spanningen bij haar en haar medepassagiers veroorzaakten, versterkt door gevoelens van onveiligheid voor en tijdens de vlucht (mede) door de slechte reviews over Miami Air op het internet. Hoewel het hof begrijpt dat dit bericht als een vervelende en teleurstellende mededeling kan worden opgevat, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, echter niet te zien dat hier sprake is geweest van een situatie dat [appellante] en/of (een van) haar medepassagiers in de persoon is/zijn aangetast als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en sub b BW. Dit geldt te meer nu [appellante] de hoogte van haar vordering zonder nadere motivering baseert op de hoogte van de vergoedingen bij annulering of vertraging. Dit zijn evenwel forfaitaire vergoedingen voor specifieke situaties die hier niet aan de orde zijn. De retourvlucht is immers volgens schema uitgevoerd.
3.10.
De conclusie uit het voorgaande is dat de vordering tot betaling van schadevergoeding van € 1.250 terecht is afgewezen is door de kantonrechter. Dit brengt mee dat de verklaring voor recht ook niet toewijsbaar is, omdat [appellante] hierbij geen belang heeft aangezien geen sprake is van schade (HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760).
Geen dwaling
3.11.
[appellante] heeft subsidiair een beroep op dwaling gedaan. Zij stelt dat zij niet had geboekt bij Transavia, indien zij had geweten dat een willekeurig andere maat-schappij haar en haar medepassagiers zou kunnen gaan vervoeren. Transavia had dit vooraf moeten melden. Zij en haar medepassagiers hebben hierdoor nadeel geleden, aldus [appellante] .
Dit dwalingsberoep gaat niet op. Nu [appellante] klaarblijkelijk heeft nagelaten kennis te nemen van artikel IX lid 3 van de Algemene Vervoersvoorwaarden bij het sluiten van de vervoersovereenkomst met Transavia, komt de verkeerde voorstelling van zaken voor haar rekening. Bovendien is het nadeel van [appellante] en (een van) haar medepassagiers, dat verder niet is toegelicht en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen inzake hun vermeende schade, niet (voldoende) geconcretiseerd.
Conclusie
3.12.
De conclusie is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal dan ook worden bekrachtigd. [appellante] heeft geen stellingen te bewijzen aangeboden, die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden.
[appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Transavia begroot op € 760 aan verschotten en € 787 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, J.W.M. Tromp en M. Spanjaart en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2021.